Het steriliseren van onze omgeving door pesticiden en ontsmettingsmiddelen zou de forse toename van het aantal voedselallergieën de laatste jaren kunnen verklaren. Dat suggereert een studie over de blootstelling van de Amerikaanse bevolking aan dichloorfenolen.
Een groot aantal epidemiologische studies hebben gemeld dat een verminderde blootstelling aan de micro-organismen die kenmerkend zijn voor de westerse samenleving geassocieerd wordt met een kleinere kans op infecties, maar ook met een groter risico op atopie. Deze lagere blootstelling aan microben in de leefomgeving staat echter niet los van het wijdverbreide gebruik van antimicrobiële stoffen, zoals pesticiden en andere ontsmettingsmiddelen.
Dichloorfenolen worden veelvuldig gebruikt als pesticiden en om water te ontsmetten. Onderzoekers uit New York wilden weten of de blootstelling aan deze pesticiden geassocieerd wordt met een hogere allergische sensibilisatie. Ze voerden hun onderzoek uit bij 2.211 personen, een representatieve steekproef van de Amerikaanse bevolking.
Wat bleek: de sensibilisatie – gemeten door specifieke lgE – voor ten minste één voedselallergeen was frequenter bij personen die blootgesteld werden aan 2 metabolieten van dichloorfenolen. Dichloorfenolgehaltes in de urine van het 75e percentiel en hoger worden in verband gebracht met de aanwezigheid van een sensibilisatie voor voedingsmiddelen. Er werd geen enkel verband aangetoond voor de sensibilisatie voor luchtallergenen.
De auteurs besluiten dat het overmatige gebruik van dichloorfenolen zou kunnen bijdragen tot de verhoogde incidentie van voedselallergieën in de westerse samenleving.