De laatste jaren hebben bepaalde studies kunnen aantonen dat het beperken van de koolhydraatinname voor een verbetering van de parameters van diabetici kan zorgen. Is het binnenkort standaardadvies om koolhydraatarme voeding te bieden aan diabetici? We gingen in gesprek met Dimitri Declercq, diëtist (Universiteit Gent) en voorzitter van de Commissie voeding binnen de Diabetes Liga.
In een gevarieerd en gezond voedingspatroon horen koolhydraten, tot wel 50-55% volgens de Belgische voedingsaanbevelingen. Bij personen met diabetes krijgt de inname van koolhydraten echter bijkomende aandacht, maar moeten ze daarom uit het voedingspatroon verwijderd worden?
Wat zegt de wetenschap over koolhydraten en diabetes?
Recentere studies tonen op korte termijn voordelige effecten van een koolhydraatreductie in geval van diabetes. Meer bepaald wijzen de resultaten van dit onderzoek op een daling van de glucosecirculatie als gevolg van een beperkte koolhydraatinname, geeft Dimitri Declercq aan. Dit zorgt voor lagere variaties van de glycemie. Toch is het bestaande onderzoek naar de invloed van de koolhydraatinname op de diabetesregeling erg uiteenlopend. Zowel de studieopzet als de resultaten verschillen, vervolgt Dimitri Declercq.
In geval van diabetes moet er meer aandacht besteed worden aan de koolhydraatinname, vervolgt hij. Dat is logisch aangezien het type en de hoeveelheid koolhydraten een belangrijk en onderbouwd effect hebben op lange termijn. Dat wil echter nog niet zeggen dat er een koolhydraatarm voedingspatroon aangenomen moet worden.
Wel vormen koolhydraten een van de belangrijke pijlers binnen het voedingspatroon van diabetici. Het wordt algemeen erkend dat de keuze van het type koolhydraten en de hoeveelheid koolhydraten essentiële elementen zijn voor een betere regeling van de ziekte.
Over welke koolhydraatbeperking gaat het in deze studies?
Een koolhydraatbeperking kan verschillende vormen aannemen, het kan gaan van een matige koolhydraatbeperking met 30-40 EN% koolhydraten tot een sterke koolhydraatbeperking met < 20 EN% koolhydraten. De studies die de relatie tussen diabetes en koolhydraten onderzoeken variëren sterk van elkaar wat de koolhydraatreductie betreft.
Daarnaast verschilt ook vaak de studiepopulatie, waarbij bepaald onderzoek werd uitgevoerd met diabetes type 1 patiënten, ander onderzoek met diabetes type 2 patiënten. En al gaan de resultaten dezelfde richting uit voor beide type diabetespatiënten, wijst Dimitri Declercq op een verschillende aanpak tussen beide. In geval van een insulinetherapie is er namelijk een bijkomende voorzichtigheid nodig, aangezien de therapie heel bewust moet worden aangepast naar de koolhydraatinname. Hij herinnert ons er ook aan dat insuline alsnog zal moeten worden toegediend in geval van diabetes type 1 door de afhankelijkheid van insuline, ook al is de koolhydraatinname nul, door de neoglucogenese die plaatsvindt in het organisme. De stijging van de bloedglucose dat het veroorzaakt, moet alsnog opgevangen worden.
Omdat de populatiegroep, de werkelijke koolhydraatinname en de duur van de onderzoeken zo sterk van elkaar verschillen, zijn ook de resultaten erg uiteenlopend.
Verbeterde HbA1c waarden maar veel drop-outs
In het algemeen tonen de verschillende onderzoeken verbeterde waarden op korte termijn, namelijk een daling van de hemoglobine A1c waarden (HbA1c). Tot op vandaag missen we gegevens op lange termijn, geeft Dimitri Declecq aan. De voornaamste reden hiervoor, is dat alle bestaande onderzoeken op korte termijn werden uitgevoerd.
Door het aandeel koolhydraten te gaan beperken in de voeding, lijkt een betere management van diabetes inderdaad mogelijk. De uitkomstparameters van de glycemie kunnen verbeteren, toch wil dit niet wijzen op een daling van het risico op complicaties op lange termijn, geeft Dimitri Declercq aan: “Diabetes is een chronische aandoening, we willen ervoor zorgen dat het risico op complicaties op lange termijn zo laag mogelijk is maar dat kon, doormiddel van een oorzakelijk verband, tot op vandaag nog niet worden aangetoond met een koolhydraatarm voedingspatroon.”
Sterker nog, geeft Dimitri Declercq aan, de daling van de HbA1c-waarden op korte termijn lijkt afhankelijk van het onderzoek. Sommige studies tonen een duidelijke daling gedurende de eerste 3 maanden, maar aan het einde van het onderzoek lijkt dit voordeel weg. Er is een terugval zichtbaar van de waarden. Dit heeft wellicht veel te maken met het type controlegroep, de populatiegroep en het type voedingspatroon dat wordt voorgeschreven. Zo is het bijvoorbeeld logisch dat er een verbetering wordt waargenomen wanneer voor de studie veel voedingsmiddelen met koolhydraten uit de restgroep werden ingenomen, geeft Dimitri Declercq aan. Door alle koolhydraten te beperken worden ook deze uit de restgroep beperkt. Dan is het logisch dat er een daling van de koolhydraatinname is en een verbetering van de glycemiecontrole.
Anderzijds duidt Dimitri Declerq op het opvallende feit dat er een grote drop-out is van de deelnemers in deze onderzoeken. Zijn theorie is dat het koolhydraatarme voedingspatroon moeilijk vol te houden is, zowel op sociaal als op persoonlijk vlak.
Zijn er risico’s gebonden aan een lagere koolhydraatinname?
Wanneer koolhydraten uit een voedingspatroon worden gehaald, wordt het aandeel eiwitten en vetten belangrijker, dit kan zowel via dierlijke als plantaardige voedingsmiddelen. Dimitri Declercq wijst echter op de moeilijkheid om een kwaliteitsvol koolhydraatarm voedingspatroon aan te nemen. Zo leveren peulvruchten bijvoorbeeld nog heel wat koolhydraten, wat niet zal passen in een sterk koolhydraatarm voedingspatroon.
Daarnaast geeft Dimitri Declercq aan dat dit onevenwicht in macronutriënten op lange termijn risico’s met zich kan meebrengen. Bijvoorbeeld een risico op tekorten van wateroplosbare vitaminen en mineralen. Het lichaam heeft van nature uit koolhydraten nodig, de hoeveelheid is afhankelijk van de fysieke activiteit. Zo haalt een sporter tot zelfs 60 EN% uit koolhydraten, zegt Dimitri Declercq tijdens het interview. Het ketogeen dieet heeft enkel in geval van epilepsie een bewezen voordeel.
Voor Dimitri Declercq is het duidelijk, het is tot op vandaag niet mogelijk om duidelijke conclusies te trekken wat betreft het effect van koolhydraatarme voedingspatroon voor mensen met diabetes. Conventionele voeding is het best onderbouwde voedingspatroon met resultaten op lange termijn, geeft hij aan. Het lichaam heeft koolhydraten nodig, in welke hoeveelheid dat exact moet zijn is afhankelijk van meerdere factoren, zoals het niveau van fysieke activiteit van de persoon. De wetenschap zal dit wellicht in de toekomst nog verder uitklaren.