Moeten we meer koolhydraten eten of juist minder? Welke plaats moeten koolhydraten innemen in onze voeding? De meningen hierover lopen sterk uiteen. Prof. dr. Niewold (KU Leuven) gaf een stand van zaken op het twintigste Voedings- en Gezondheidscongres.
Over koolhydraten zijn de meningen al jarenlang verdeeld. Enerzijds heb je de voorstanders van ‘low-carb’ of koolhydraatarme diëten, zoals het Atkinsdieet en paleodiëten. Zij geloven dat koolhydraten heel wat aandoeningen veroorzaken. Aan de andere kant heb je de groep die koolhydraten beschouwt als een waardevolle bron van energie.
Koolhydraatvrij eten is volgens professor Niewold vooral iets voor wie zich wil onderscheiden van de massa of voor fabrikanten die hun producten aan de man willen brengen. Een dergelijk dieet mist iedere wetenschappelijke basis. Zonder suikers kunnen onze hersenen niet functioneren. Nemen we te weinig koolhydraten in, dan wordt een proces in werking gesteld dat ‘neoglucogenese’ heet. Ons lichaam gaat dan zelf glucose aanmaken uit eiwitten, terwijl eiwitten een hele andere functie hebben.
De helft van onze energie-inname moet bestaan uit koolhydraten
In 2016 bestudeerde de Hoge Gezondheidsraad alle wetenschappelijke literatuur en voedingsaanbevelingen van over de hele wereld. Op basis daarvan formuleerde de Raad de volgende aanbeveling: koolhydraten zouden 50 tot 55% van de totale energie-inname moeten vormen. Ze moeten in de eerste plaats afkomstig zijn van voedingsmiddelen rijk aan vezels en micronutriënten, zoals volkorenproducten, aardappelen, peulvruchten, groenten en fruit. Er is echter een diepe kloof tussen de officiële aanbevelingen en de berichtgeving in de media …
Dat kan deels verklaard worden door de vreemde conclusies die soms voortkomen uit epidemiologisch onderzoek, zonder enige basis voor een oorzakelijk verband, zegt prof. Niewold. Soms ligt het probleem ook bij de betrouwbaarheid van de gegevens. Zo bleek in de laatste Voedselconsumptiepeiling minstens een kwart van de gegevens onbruikbaar omdat ze niet compatibel waren met het lichaamsgewicht van de respondenten, gaat Niewold verder.
Van paleodieet tot glutenintolerantie
Voor de aanhangers van het paleodieet is de evolutie 10.000 jaar geleden gestopt, toen de mens zich ging bezighouden met landbouw en veeteelt. Toch, zegt Niewold, traden er al 5000 jaar geleden in Turkije genmutaties op. Uit die mutaties blijkt dat we toen al in staat waren om tarwegluten te verteren. Dat gen verspreidde zich vervolgens naar Noord-Europa.
Eenzelfde mutatie heeft het mogelijk gemaakt om melk te verteren. Ons lichaam heeft zich dus wel degelijk aangepast aan onze eetgewoontes en de theorie achter het paleodieet raakt kant noch wal, aldus Niewold. Tegenwoordig bezit 99% van de bevolking dit gemuteerde gen, waardoor de mens perfect in staat is om gluten te verteren.