De bacteriële kolonisatie van de darm vlak na de geboorte is een belangrijke stap in het ontstaan van een evenwichtige immuunrespons, en zou de latere ontwikkeling van allerlei aandoeningen kunnen beïnvloeden. Wij spraken met Dr. Jean-Paul Langhendries, kinderarts-neonataloog in het CHC Saint-Vincent in Rocourt.
Er wordt aangenomen dat de darmmicrobiota al vanaf jonge leeftijd een sleutelrol speelt in de immuniteit. Recente ontdekkingen tonen nu zelfs aan dat de grondslag van de immuunfunctie al in de baarmoeder ligt, vóór de kolonisatie van het darmslijmvlies, in een dus nog steriele omgeving.
Tijdens de zwangerschap is de immuunomgeving van de moeder humoraal. Die wordt al vroeg beïnvloed wanneer de foeto-placentaire eenheid Th2-cytokines (IL-4, Il-5, Il-13, enz.) en andere specifiek tolerantiegerichte cytokines (TGF-ß en IL-10) begint af te scheiden. Die laatste leren de foetus een onderscheid maken tussen wat lichaamseigen en lichaamsvreemd is.
De immunoglobulines van de moeder die in de loop van het derde trimester worden doorgegeven, zullen zorgen voor een passieve bescherming van de pasgeboren baby. Daarnaast wordt de foetus blootgesteld aan, en gevoelig voor, bepaalde epitopen die door de placentabarrière heen kunnen. Deze antigenen interageren met het darmslijmvlies na het inslikken van vruchtwater.
Dit specifieke cytokinerijke klimaat tijdens de zwangerschap en de prenatale blootstelling aan antigenen bevorderen het vermogen van de pasgeborene om tolerantie te ontwikkelen voor antigenen in de omgeving. Er is dus geen enkele reden om de blootstelling aan antigenen tijdens de zwangerschap te vermijden in de hoop postnatale immuunstoornissen te voorkomen.
Bacteriën om de tolerantie te memoriseren
Het humorale klimaat (Th2) tijdens de zwangerschap leidt niet tot permanente tolerantie voor antigenen uit de omgeving. Daarvoor is een gecontroleerde celrespons (type Th1) nodig, die slechts mogelijk is kort voor de geboorte, tijdens het binnendringen van de decidua, en na de geboorte, tijdens de bacteriële kolonisatie van het spijsverteringskanaal van de pasgeborene.
We weten dat dieren zonder darmflora geen voedseltolerantie kunnen verwerven, zelfs niet na een later herstel van die darmflora. De neonatale flora is dus van kapitaal belang. De bacteriën zijn betrokken bij de ontwikkeling van het GALT (Gut-Associated Lymphoid Tissue) en brengen geleidelijk aan een echte ‘dialoog’ met de epitheelcellen op gang, die het hele leven lang in stand zal blijven.
De neonatale darmflora is van het grootste belang, aangezien de bacteriën betrokken zijn bij de ontwikkeling van het Gut-Associated Lymphoid Tissue.
Dankzij de permanente bacteriële druk op het darm-slijmvlies kan tolerantie voor de commensale flora ontwikkeld worden, die ook de tolerantie voor voedselantigenen bevordert. De bacteriën spelen inderdaad een fundamentele rol in de geleidelijke totstandkoming van een evenwicht tussen:
- enerzijds de humorale effector-immuunactiviteit, zowel van het cellulaire type als gekoppeld aan een nieuwe subgroep van lymfocyten (Th17), allemaal voortkomend uit de CD4-naïeve lymfocyt,
- en anderzijds de geleidelijke ontwikkeling in het submucosale chorion van geïnduceerde regulatorlymfocyten (iTregs), die ontstaan uit diezelfde CD4-naïeve lymfocyt.
De realisatie van dit evenwicht hangt aan beide kanten af van de invloed van de paracriene activiteit van verschillende (effector- of regulator-)cytokines, uitgeoefend op het door de dendritische cel en de CD4-lymfocyt gevormde paar. Dit paar wordt via een groot aantal membraanreceptoren blootgesteld aan verschillende stimuli.
De geleidelijke memorisatie van geïnduceerde en regulerende functies is de garantie voor de latere stabiliteit van het immuunsysteem in het hele lichaam. Als de initiële totstandkoming van dit evenwicht tijdens de eerste twee levensjaren wordt verstoord, kunnen later allergieën of auto-immuunstoornissen ontstaan.
Vroegtijdige programmering
Bepaalde bacteriën, zoals lactobacillen en bifidobacteriën, lijken gunstiger voor de evenwichtige stimulatie van de immuunrespons dan andere. De eerste bacteriën die het spijsverteringskanaal van de pasgeborene koloniseren komen uit de rectovaginale en cutane flora van de moeder. Een dieet rijk aan verschillende vezels en zelfs probiotica tijdens de zwangerschap zou deze kolonisatie dus al vroeg kunnen beïnvloeden, en zelfs het distale darmbacteriënreservoir van de moeder kunnen bepalen.
Bepaalde voedingsmiddelen vermijden tijdens de zwangerschap of de borstvoeding kan het risico op overgevoeligheid bij de pasgeborene verhogen.
Ongeveer een week na de geboorte wordt de groeiende microbiota van de pasgeborene beïnvloed door zijn eigen voeding. Zoals nu al enkele jaren is geweten, is borstvoeding niet alleen optimaal vanwege allerlei prebiotische, maar ook probiotische factoren in de moedermelk. De essentiële bifidogene ‘drie-eenheid’ van moedermelk is het resultaat van een laag eiwitgehalte in combinatie met een hoog lactosegehalte en een laag fosforgehalte. Deze drie elementen zijn verantwoordelijk voor de lage buffercapaciteit van de moedermelk, die de relatief zure pH van het spijsverteringskanaal, in de hand gewerkt door de anaerobe ontwikkeling van de gistende flora, in stand houdt.
Een lagere en minder gediversifieerde bacteriële druk kan bij jonge kinderen geassocieerd zijn met epigenetische veranderingen (aanpassingen aan de genfunctie, zonder wijziging van de DNA-sequentie) en bijdragen tot een onstabiel evenwicht van de immuniteit van het submucosale chorion in de darm. Dit verstoorde evenwicht kan leiden tot de ‘programmering’ van een verhoogde gevoeligheid van het individu voor de ontwikkeling van ziekten die gekenmerkt zijn door allerlei immuunafwijkingen, zoals auto-immuunziekten, ontstekingsziekten, kankers,…
De keizersnede: een mogelijke aantasting van de immuniteit
Er zijn steeds meer argumenten die een ontoereikende bacteriële invasie in de vroege kindertijd koppelen aan het risico op — vooral allergische — immuunafwijkingen op latere leeftijd. Bij kinderen met atopisch eczeem wordt in de vroege kindertijd bijvoorbeeld een verminderde microbiële diversiteit vastgesteld. De manier waarop de baby geboren wordt blijft ontzettend belangrijk.
Kinderen die via een keizersnede ter wereld komen, hebben niet dezelfde kolonisatie als kinderen die langs de vaginale weg worden geboren. Bij die laatsten wordt de aanvankelijke kolonisatie gevormd door de rectovaginale flora van de moeder. Zo zijn er in de eerste twee levensmaanden minder lactobacillen en bifidobacteriën aanwezig in de microbiota van baby’s die via een keizersnede werden geboren. Deze verschillen in het vroege bacteriële milieu in de darm lijken in verband te staan met hogere ziektecijfers, vooral met betrekking tot de verwerving van mechanismen die de voedseltolerantie reguleren.
Ook overmatig gebruik van breedspectrumantibiotica kan leiden tot verstoringen die verband houden met een wijziging van de bacteriële druk op de slijmvliezen en kan latere immuunstoornissen in de hand werken.
Geen voedingsmiddelen mijden!
Bepaalde voedingsmiddelen zoals koemelk of glutenrijk voedsel vermijden tijdens de zwangerschap of de borstvoeding kan het risico op overgevoeligheid voor die voedingsmiddelen bij de pasgeborene verhogen. Tolerantie ontstaat immers door de blootstelling aan epitopen in het voedsel, in lage en herhaalde dosissen, eerst via het vruchtwater in de baarmoeder en later via de moedermelk. Die laatste bevat bovendien een groot aantal immunologische biofactoren die complementair werken en de ontwikkeling van de tolerantie voor deze antigene fracties kunnen verbeteren.
In een tijd waarin melk- en glutenvrije diëten erg populair zijn, kunnen we ons dus afvragen of deze nieuwe klopjacht op antigenen tijdens de zwangerschap en de borstvoeding overgevoeligheid bij de volgende generaties niet in de hand zal werken… Het beste advies dat zwangere en borstvoeding gevende vrouwen nu kunnen krijgen is ongetwijfeld om evenwichtig en gevarieerd te eten, zonder overdaad aan bepaalde voedingsmiddelen.
FIA 18_Maart 2013.