Onderzoek voor een betere toekomst. Dat was het thema van het 46e congres van ESPGHAN, dat van 8 tot 11 mei 2013 in Londen plaatsvond. De gelegenheid bij uitstek om de recentste gegevens over thema’s als de darmmicrobiota, probiotica, borstvoeding en de voedingstoestand van jonge kinderen onder de loep te nemen. Hierbij een overzicht van enkele opmerkelijke presentaties van deze editie.
Het congres van ESPGHAN, de Europese vereniging voor pediatrische gastro-enterologie, hepatologie en voeding, is een onmisbaar jaarlijks evenement waarbij een groot panel van onderzoekers, pediaters, gastro-enterologen, hepatologen, voedingsdeskundigen, verpleegkundigen en diëtisten uit heel Europa samenkomen. Deze editie belichtte alweer het belang van voeding voor de ontwikkeling van het kind, in utero en tijdens de eerste levensjaren.
Europese baby’s kampen met een ijzertekort
Uit gegevens verzameld in een literatuuroverzicht door onderzoekers van de afdeling pediatrie aan het HagaZiekenhuis in Den Haag, Nederland, blijkt dat Europese kinderen van 6 tot 36 maanden oud een laag ijzergehalte hebben.
Uit de 46 studies die de onderzoekers onder de loep namen, blijkt dat 21 tot 44% van de kinderen in de leeftijdsgroep 6 tot 12 maanden met een ijzertekort kampt, al naargelang het land. In de leeftijdsgroep 12 tot 36 maanden daalt de prevalentie van het ijzertekort, maar ze blijft toch zorgwekkend, met een percentage van 10 tot 20%. Biologisch gezien varieert de prevalentie van ijzertekort al naargelang het gebied van 2 tot 25% in de leeftijdsgroep 6 tot 12 maanden. Het treft vooral kinderen uit kwetsbare sociale klassen en kinderen die voornamelijk koemelk drinken. Bij de oudere kinderen schommelt dit cijfer tussen 3 en 48%.
De prevalentie van bloedarmoede is bijzonder hoog in beide leeftijdsgroepen in Oost-Europa (tot wel 50%), maar blijft een randfenomeen in West-Europa (minder dan 5%). In Nederland hebben de onderzoekers in beide leeftijdsgroepen een gemiddelde prevalentie geregistreerd van 18,8% voor ijzertekort en 8,5% voor bloedarmoede ten gevolge van ijzertekort.
Omdat ijzertekort op lange termijn van invloed is op de mentale en psychomotorische ontwikkeling van kinderen pleiten de auteurs ervoor dat de overheid, de bedrijfswereld en specialisten meer aandacht besteden aan dit onderwerp door ouders op het probleem te wijzen en voedingsmiddelen voor zuigelingen en jonge kinderen met ijzer te verrijken.
De microbiota wijzigen om kinderen te troosten
Jonge ouders zijn altijd verontrust als hun baby huilt, want het is vaak niet gemakkelijk om te begrijpen of het kind iets nodig heeft of eerder pijn lijdt. Een Fins gerandomiseerd dubbelblindonderzoek met controlegroep bij 94 te vroeg geboren baby’s (32 tot 36 weken met een gewicht >1500 g) toont aan dat baby’s getroost kunnen worden via een nutritionele ingreep.
In de eerste twee levensmaanden kregen de zuigelingen ofwel een placebo toegediend, ofwel een prebioticum (een mengeling van galacto-oligosacharide en polydextrose 1:1) of een probioticum (Lactobacillus rhamnosus GG). De zuigelingen werden onderverdeeld in twee groepen naargelang de hoeveelheid huilbuien die in de eerste twee levensmaanden werden geregistreerd. Ze werden gevolgd tot de leeftijd van één jaar. De darmmicrobiota werd onderzocht aan de hand van twee verschillende technieken: via fluorescente in situ hybridatie (FISH) en via kwantitatieve PCR.
Tijdens de vervolgcontrole werd 29% van de kinderen bestempeld als ‘buitensporige huilers’. In vergelijking met de placebogroep (47% van de zuigelingen) kwamen er significant minder buitensporige huilers voor in de twee interventiegroepen (19% van de zuigelingen). De auteurs stelden een hogere concentratie vast van een bacteriestam, Clostridium histolyticum, in de microbiota van de placebogroep, wat verder onderzocht moet worden om een verklaring te vinden voor de mechanismen die schuilen achter dit verband.
Microbiota: zo moeder, zo dochter of zoon?
Uit een observatiestudie die gezamenlijk werd gevoerd door wetenschappers van Danone Research in Wageningen, Yakult Honsha European Research Centre for Microbiology in Gent en de universiteit van Wageningen blijkt dat er een specifiek verband bestaat tussen de microbiota van de aanstaande moeder en haar kind.
Aan dit onderzoek namen 143 moeders met hun baby deel. Het was de bedoeling na te gaan welke invloed de microbiota en het gewicht van de moeder hadden op de kolonisering van microbiota bij baby’s tot 6 maanden. Bij de vrouwen werden twee fecesstalen afgenomen vóór de bevalling. Ook bij de baby’s werden fecesstalen genomen, bij de geboorte, op 3, 7, 30, 90, 180 dagen en één week na de voedseldiversificatie. Bovendien werd ook informatie verzameld over de BMI van de moeders.
Uit de resultaten blijkt dat de samenstelling van de microbiota van de moeder een aanzienlijke invloed heeft op die van de baby. Er bestaat een positief verband tussen de hoeveelheid bifidobacteriën in de feces van de zuigeling en die van de moeder. Ook overgewicht bij de moeder speelt een belangrijke rol, omdat het de hoeveelheid bacteriën als Clostridium coccoides, Clostridium perfringens en Bacteroides in de darmen van de zuigeling fors verhoogt.
De auteurs van het onderzoek besluiten dat mogelijk is om de microbiota van de moeder simpelweg te wijzigen en zo meteen na de geboorte en op langere termijn voordelen te behalen voor het kind.
Te veel eiwitten en vetten
In het verleden heeft het CHOPIN-project (CHildhood Obesity: early Programming by Infant Nutrition) bijgedragen tot een herziening van de hoeveelheid eiwitten in zuigelingenvoeding. Het onderzoek suggereerde namelijk dat er een significant verband bestond tussen een te snelle groei tot de leeftijd van twee jaar en een verhoogde BMI tijdens de kindertijd. De leden van dit internationale onderzoeksconsortium hebben nieuwe gegevens voorgelegd die ditmaal wijzen op een effect op de vetmassa.
In dit gerandomiseerde onderzoek met controlegroep kregen 1.090 baby’s vanaf de geboorte tot de leeftijd van 8 weken verschillende soorten zuigelingenvoeding toegediend met een hoge concentratie (tussen 2,05 en 3,2 g/l) of een lage concentratie eiwitten (tussen 1,25 en 1,6 g/l). 588 kinderen die borstvoeding kregen, werden ook bij het onderzoek betrokken als controlegroep. De antropometrische gegevens werden tussen de leeftijd van 2 en 6 jaar verzameld.
Uit de resultaten blijkt dat het onderhuidse vetweefsel onder het schouderblad en rond de triceps aanzienlijk groter is op 2- en 6-jarige leeftijd bij de kinderen die een eiwitrijke voeding toegediend kregen in vergelijking met de groep die een eiwitarme voeding kreeg. De totale vetmassa was ook groter: +0,09 kg en +0,33 kg respectievelijk op 2- en 6-jarige leeftijd. Kinderen die borstvoeding kregen, hadden op 2-jarige leeftijd een vetmassa die vergelijkbaar was met de ‘eiwitrijke’ groep, maar die werd aanzienlijk lager op 6-jarige leeftijd. Deze resultaten moeten nog verder worden bevestigd, maar ze illustreren alweer de toepassing van het concept van ‘vroegtijdige voedingsplanning’…
FIA 20_September 2013