De meest recente ramingen van de FAO bevestigen een trend die twintig jaar geleden is ingezet: chronische honger daalt wereldwijd. Deze daling is echter niet homogeen, want sommige populaties in Zuid-Azië en Afrika ten zuiden van de Sahara worden nog steeds zwaar getroffen door ondervoeding.
Honger, en dus voedselonzekerheid, nemen wereldwijd langzaam maar zeker af, vooral in de ontwikkelingslanden. Dit goede nieuws, bevestigd door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO), het Wereldvoedselprogramma (WFP) en het Internationaal Fonds voor Landbouwontwikkeling (IFAD), mag echter niet doen vergeten hoeveel werk er nog te verrichten is om het probleem van ondervoeding uit te roeien bij sommige bevolkingsgroepen.
Tussen 2012 en 2014 waren ongeveer 805 miljoen mensen (of een op de negen) chronisch ondervoed. Dat is 100 miljoen minder dan tien jaar geleden en 209 miljoen minder dan in het begin van de jaren 1990. In dezelfde periode is het percentage personen met ondervoeding wereldwijd gedaald van 18,7 naar 11,3%, en van 23,4 naar 13,5% in de ontwikkelingslanden. Toch lijden nog steeds 14,6 miljoen personen in de geïndustrialiseerde landen honger.
Volgens de drie VN-organisaties is het mogelijk om tegen 2015 de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG) te halen als de inspanningen worden voortgezet. Deze doelstellingen voorzien een vermindering met de helft van het aantal personen dat wereldwijd honger lijdt. Momenteel hebben 63 ontwikkelingslanden dat doel al verwezenlijkt.
Latijns-Amerika en het Caribische gebied hebben de meeste vooruitgang geboekt. Maar die situatie staat in schril contrast met Zuid-Azië en vooral Afrika ten zuiden van de Sahara, waar de vooruitgang ondermaats blijft en wordt bemoeilijkt door bestuursproblemen, sociaal-politieke conflicten en droogte.