De consumptie van de voornaamste zoetstoffen situeert zich, volgens een studie voorgesteld op de conferentie van de internationale vereniging van zoetstoffen (ISA), ruimschoots onder de dagelijks aanvaarbare hoeveelheid (ADH).
Deze studie, zo preciseert Dr Joris Van Loco van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, werd niet gerealiseerd op vraag van de voedingsindustrie, maar weldegelijk door Federale Dienst Volksgezondheid. Volgens het Europese reglement 1333/2008 wordt er van elke Europese lidstaat verondersteld de aanbreng van additieven van zijn bevolking in het oog te houden. De evaluatie, geleid door Dr Van Loco en zijn team handelt over de vijf meest gebruikte zoetstoffen. Twee evaluatiemethodes werden toegepast op basis van de gegevens van de Voedselconsumptiepeiling 2004 (bij personen vanaf 15 jaar).
In het eerste scenario werden de consumptiecijfers gecombineerd met de maximum toegelaten hoeveelheden van zoetstoffen in verschillende voedingsmiddelen (waarbij de reële consumptie dus overschat wordt). De gemiddelde aanbreng blijkt ruimschoots lager dan de ADH. Zelfs heavy users (percentiel 95) vertonen eveneens een consumptie lager dan de ADH voor de 5 zoetstoffen.
In de tweede evaluatiemethode hebben de wetenschappers zich gebaseerd op het reële gehalte geconsumeerde zoetstoffen van voedingsmiddelen. Ook hier ligt de consumptie ver onder de ADH, zelfs voor consumenten die vaak zoetstoffen gebruiken. Op percentiel 95 bereikt de aanbreng van acesulfaam K 17% van de ADH, die van saccharine 11%, cyclamaat 25%, aspartaam 5% en sucralose 7%. De onderzoekers hebben eveneens de consumptie van zoetstoffen bij diabeten onderzocht en, in tegenstelling tot wat men verwacht, hebben ze kunnen constateren dat het gebruik van zoetstoffen bij diabeten niet bepaald verschillend is aan het gebruik van de algemene bevolking.
Bron: Persconferentie ISA, Brussel, 19/05/2011.