Een grote tailleomtrek wordt geassocieerd met een verhoogd risico op borstkanker, maar niet los van de Body Mass Index (BMI). Dat blijkt uit een prospectieve studie bij meer dan 28.000 vrouwen.
Hoewel een hoge BMI in verband wordt gebracht met een verhoogd risico op een groot aantal ziekten wordt het de laatste jaren steeds duidelijker dat het meten van de tailleomtrek nog belangrijker is.
Zo wordt de vetophoping rond de buik, die kenmerkend is voor abdominale obesitas (het ‘appeltype’) geassocieerd met een groter risico op cardiometabole aandoeningen dan de ophoping van vet ter hoogte van de dijen en billen, die kenmerkend is voor gynoïde obesitas (het ‘peertype’). De omtrek van de taille blijkt dus een betere maatstaf te zijn dan de BMI om het risico op cardiometabole aandoeningen te voorspellen.
Voor borstkanker lijkt dat echter niet het geval te zijn. Zo blijkt althans uit een grootschalige prospectieve studie bij meer dan 28.965 vrouwen, die gemiddeld gedurende 11,58 jaar werden gevolgd, een periode waarin 1088 gevallen van invasieve borstkanker werden vastgesteld.
De onderzoekers vonden dat elke toename van de tailleomtrek met 10 cm het risico op het krijgen van borstkanker verhoogde. Na correctie voor de BMI had de tailleomtrek echter geen invloed meer op het risico. Het risico op borstkanker wordt dus in verband gebracht met een hoge BMI, en niet met de vorm die het overgewicht aanneemt (appel of peer).
Gaudet M. et al., Cancer Causes & Control, April 2014.