Is essentiële hoge bloeddruk een ouderdoms-verschijnsel en blijft levenslange medicatie een fataliteit om deze risicofactor voor de gezondheid te beïnvloeden? We kunnen meer doen dan we denken, zo pleit prof. Guy De Backer.
Hoe wordt de diagnose van hoge bloeddruk gesteld?
Hypertensie is een arbitraire definitie. In de geneeskunde werkt men graag met grenswaarden en spreekt men van hoog of laag, maar wanneer men kijkt naar het verband tussen hoge bloeddruk en het risico op hart- en vaatziekten (HVZ), kunnen we enkel vaststellen dat dit risico continu is en dat er geen enkele kink in de lijn zit; m.a.w.: hoe hoger de bloeddruk, hoe meer risico op het ontwikkelen van HVZ.
Hoe gaat u daarmee om in de praktijk?
Hier moeten we een duidelijk onderscheid maken tussen bevolking en individu, waar we met heel wat andere factoren rekening moeten houden dan bloeddruk alleen. Op bevolkingsvlak kunnen we stellen dat hoe hoger de bloeddruk is, hoe gevaarlijker en dat 120 mmHg beter is dan 130. Op individueel vlak is 130 misschien niet te hoog, maar op bevolkingsvlak wel. Veel artsen zien hoge bloeddruk nog steeds als een verouderingsverschijnsel en zijn bij een patiënt van 60-70 jaar niet onder de indruk van een bloeddruk van 150-160 mm hg systolisch. In bepaalde exotische bevolkingsgroepen waar vrijwel geen zout beschikbaar is, lopen mensen van 70 jaar nog rond met een systolische bloeddruk 100-110.
Dat heeft dus te maken met het voedingspatroon. Er is consensus over het feit dat zoutverbruik in onze voeding rechtstreeks te maken heeft met de stijgende bloeddruk bij het ouder worden. Op bevolkingsvlak moeten we trachten zout te verminderen om dit fenomeen van stijgende bloeddruk met de leeftijd tegen te gaan. Dit is veeleer een lange termijn strategie en meer gericht naar de volgende generatie dan wel de huidige.
[box type=”note” style=”rounded”]
Prof. Guy De Backer in een notendop
- Cardioloog aan het hartcentrum van het UZGent, researcher en Ere-gewoon hoogleraar van de Universiteit Gent.
- Lid van de Task Forces” van de European Society of Cardiology die aanbevelingen m.b.t. de preventie van coronaire hartziekten in de klinische praktijk formuleerde.
- Lid van de Hoge Gezondheidsraad en van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België.Preventieve cardiologie en epidemiologie zijn zijn stokpaardjes.
[/box]
Welke bevolkingsklasse kampt het meest met hypertensie?
We vinden veel meer hypertensie in de lager geschoolde groep dan in de hoger geschoolde bevolkingsgroepen. Ook is de proportie die niet weet dat ze rondlopen met hoge bloeddruk hoger in de lagere geschoolde groepen. Er is een vuistregel In a perilous economy college student credit cards is less like money. die stelt dat, van alle mensen met verhoogde bloeddruk iets meer dan de helft op de hoogte is. Van degenen die op de hoogte zijn wordt ongeveer de helft behandeld en van de behandelden wordt ongeveer de helft goed behandeld. Die proporties waren zo in de jaren 80 en deze cijfers zijn nu wat verbeterd. Toch blijkt uit een onderzoek in 2006 dat niet meer dan de helft van de patiënten, met hartproblemen die behandeld werden voor hoge bloeddruk in het Gentse, goed behandeld werd. Het is dus casino online nog altijd een majeur probleem dat bloeddruk in een te hoge proportie van de bevolking niet voldoende aandacht krijgt en ook niet voldoende behandeld wordt.
Is er een correlatie tussen BMI en bloeddruk?
Zonder enige twijfel. Verhoogde bloeddruk heeft in eerste instantie te maken met omgevingsfactoren en dan zijn voeding en beweging de twee grote determinanten. Bij overgewicht en obesitas zie je de bloeddruk stijgen. Binnen de voeding spelen naast zout ook andere factoren zoals vetverbruik en alcohol een rol. De DASH-trial1 in Amerika heeft aangetoond dat je bloeddruk kunt verlagen door verscheidene factoren in de voeding.
Ook lichaamsbeweging kan de bloeddruk naar beneden krijgen, weliswaar niet spectaculair, maar dit kan zeker helpen op bevolkingsniveau. Uiteraard hebben we ook allerlei medicamenten, maar het is toch erg dat je op volwassen leeftijd, 20-30% van de mensen medicatie moet voor-schrijven en dit hoogstwaarschijnlijk levenslang. Hypertensie is bij de meeste mensen asymptomatisch en pillen voorschrijven op lange termijn als primaire preventie is een moeilijke zaak. Cijfers tonen aan dat een grote proportie na 2-3 jaar hun medicatie niet meer neemt.
Wat kan er gebeuren om de situatie te verbeteren?
Hier moeten we een onderscheid maken tussen de volksgezondheid en de individuele patiënt. De volksgezondheid moet op lange termijn bekeken worden en aangepakt. Het drinkwater verrijken met bloeddrukverlagende medicatie is geen optie en we moeten in de eerste plaats kijken naar omgevingsfactoren zoals beweging en voeding. Dan hebben we te maken met dezelfde strategieën als die voor het bekampen van zwaarlijvigheid. Bij verhoogde bloeddruk moet zout bijzondere aandacht krijgen. In België is het huidig zoutgebruik op volwassen leeftijd 10 g per dag, ?9 voor vrouwen, 11 voor mannen. De aanbeveling van de WGO en van de Hoge Gezondheidsraad is minder dan 5g per dag; we zitten daar dus veraf. Maar zelfs 1g daling op een aantal jaar zou de hartziektes in de bevolking toch al kunnen terugbrengen.
Moeten we zoutreductie verplichten, bv. door taxeren, zoals in Denemarken op verzadigd vet?
Er zijn studies die goed aantonen wat zoutbeperking kan meebrengen en wat de impact is van dit op vrijwillige en verplichte basis te doen. Uiteraard is de kosten/effectiviteit het beste als we verplichtingen opleggen, maar als we de industrie al kunnen bewegen tot een geleidelijke verlaging van het zoutgehalte, dan zou dit al heel mooi zijn. Het is beter om dit op vrijwillige basis te doen, maar in de praktijk is het niet eenvoudig en moet men regels opleggen. Deze regels moeten op Europees niveau beslist en ingevoerd worden. Taxeren niet, maar promoten van goede alternatieven door die lager te prijzen zodat ook de lagere sociale klasse gestimuleerd wordt juiste keuzes te maken. En dus eerder de-taxeren op minder zoute en gezondere producten.
Wat is uw boodschap aan collega”s?
We hebben al heel wat vooruitgang geboekt m.b.t. tot de epidemie van HVZ, maar er is nog altijd een enorm potentieel voor primaire preventie. Als problemen zich voordoen voor de leeftijd van 65 jaar, dan is dit onaanvaardbaar, omdat we de mogelijkheid hebben er iets aan te doen. En dat heeft alles te maken met leefgewoonten. We moeten niet denken dat de overheid ons zal beschermen tegen kwalen door allerlei wetten en regels uit te vaar-digen. Iedereen moet zijn verantwoordelijkheid opnemen. Door de beperkte middelen zou alles zo gecoördineerd mogelijk moeten gebeuren. In ons land zitten we in een moeilijke situatie. Preventie zal in de toekomst naar de gemeenschappen gaan en in België worden de initiatieven dus versnipperd. De weinige middelen die we hebben voor preventie zouden we meer efficiënt kunnen aanwenden, daar ben ik van overtuigd.