Aspartaam, stevia-extracten, sucralose en andere intensieve of caloriearme zoetstoffen worden vaak gebruikt om de calorieën uit suiker te vervangen. Ze staan ook vaak ter discussie en gaan zelfs gepaard met controverse en wilde geruchten. Food in Action nam deze stoffen, samen met de Belgian Nutrition Society, de vakverenigingen van diëtisten (UPDLF en VBVD) en de FIEB, onder de loep tijdens een speciaal congres gewijd aan dit thema*.
Intensieve zoetstoffen behoren volgens de Europese regelgeving tot de voedseladditieven. En net als elk ander additief, zo verduidelijkt Wim Debeuckelaere (Europese Commissie, DG SANCO, Eenheid E3: Chemische stoffen, contaminanten en pesticiden), mogen ze niet toxisch zijn in de dosissen gebruikt in voedingswaren. Integendeel, ze moeten zelfs een voordeel voor de consument opleveren. De Europese regelgeving rond additieven ligt niet onveranderlijk vast. Tegen 2020 (mei 2013 voor aspartaam) is de volgende volledige evaluatieronde gepland. Volgens Wim Debeuckelaere wordt de veiligheid dankzij dit proces telkens weer bevestigd.
Toxicoloog Carlos Van Peteghem (UGent) merkt op dat twee studies rond aspartaam weliswaar enkele nieuwe vragen hebben opgeworpen, wat de Europese Commissie ertoe heeft aangezet om het dossier opnieuw te evalueren, maar dat er wel bijna 20.000 andere studies zijn die de veiligheid van deze zoetstof bevestigen, en daar wordt maar weinig over gepraat.
Veilige consumptieniveaus
De Europese Commissie verplicht alle lidstaten om de inname van additieven bij hun bevolking op te volgen en te controleren of deze wel onder een veilige drempel blijft. Dat is inderdaad het geval voor zoetstoffen in België, zoals blijkt uit de studie uitgevoerd door Joris Van Loco (Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Brussel), die de consumptie van de vijf meest gebruikte intensieve zoetstoffen in ons land (sacharine, cyclamaten, aspartaam, acesulfaam-K en sucralose) is nagegaan in voeding en drank, in poeder- en tabletvorm.
Er werden twee hypotheses vooropgesteld: de ene op basis van de werkelijke concentraties zoetstof, de andere op basis van de theoretische veronderstelling dat de onderzochte voedingsmiddelen de maximaal toegestane hoeveelheid zoetstof zouden bevatten. Zelfs in dat tweede scenario blijkt uit de resultaten dat de consumptie van die vijf zoetstoffen veel lager ligt dan de aanbevolen dagelijkse inname (31% van de ADI voor acesulfaam-K, 13% voor aspartaam, 30% voor cyclamaten, 17% voor sacharine en 16% voor sucralose) — zelfs bij ‘grote verbruikers’ (95e percentiel).
Groot verschil tussen vaste voedingsmiddelen en dranken
Intensieve of caloriearme zoetstoffen worden vaak gebruikt om de calorie-inhoud van voedingswaren te verlagen en tegelijk de zoete smaak te behouden, al dan niet in het kader van gewichtscontrole of gewichtsverlies. Al jarenlang doet echter een hardnekkig gerucht de ronde dat het tegendeel waar zou zijn, namelijk dat men er meer door zou gaan eten, en dat doet heel wat mensen natuurlijk twijfelen.
Er zijn wel bijna 20.000 studies die de veiligheid van aspartaam bevestigen.
Dr France Bellisle (Centre de Recherche en Nutrition Humaine de l’Île de France, Université Paris 13) heeft het verband tussen de zoete smaak — of die nu van suiker of van intensieve zoetstoffen komt — en ons eetgedrag van dichtbij bestudeerd. Zij nuanceert meteen dat we niet alle voedingsmiddelen met intensieve zoetstoffen over dezelfde kam mogen scheren, omdat de verkregen calorieverlaging sterk varieert: in vaste en vette voedingsmiddelen is die verlaging klein (bijvoorbeeld verwaarloosbaar in chocolade), in suikervrije dranken is die maximaal. De uitgevoerde studies hebben aangetoond dat het hongergevoel afhangt van de energie-inhoud van de voedingsmiddelen en niet van de zoete smaak, wat dus de bewering van tafel veegt dat intensieve zoetstoffen de eetlust zouden opwekken.
Energetische compensatie of niet?
De vraag of er energetische compensatie gebeurt ten gevolge van de consumptie van intensieve zoetstoffen houdt velen bezig, en het antwoord erop wordt vaak verkeerd geïnterpreteerd. Er is inderdaad sprake van een zekere compensatie, legt dr. Bellisle uit. Die wordt echter niet teweeggebracht door de zoetstoffen, maar wel door de verlaagde energie-inhoud. Hoe dan ook is dit verschijnsel van compensatie beperkt, namelijk tot ongeveer een derde van de energie die bespaard wordt door zoetstoffen te gebruiken.
Studies tonen aan dat intensieve zoetstoffen de totale energie-inname daadwerkelijk met ongeveer 10 % kunnen verlagen, wat overeenkomt met een gewichtsverlies van zo’n 200 g per week. De specialiste in de voedingsleer voegt er nog aan toe dat uit studies op mensen is gebleken dat wie goede resultaten boekt op het gebied van gewichtsstabilisatie meer zoetstoffen consumeert dan wie zijn gewicht niet weet te stabiliseren.
Waarom? Voor wie? Waarom intensieve zoetstoffen gebruiken?
Véronique Maindiaux (diëtiste, Institut Paul Lambin, Haute-École Leonard de Vinci) ziet daar verschillende redenen voor: het zintuiglijke aspect, lagere energie-inname, controle van de bloedsuikerspiegel, triglyceriden en het feit dat ze geen cariës veroorzaken. Intensieve zoetstoffen kunnen vooral nuttig zijn in het geval van diabetes, overgewicht (binnen het kader van een voorlichtingsprogramma) en het metabool syndroom. Een van de criteria die de diëtiste nog vermeldt om voor zoetstoffen te kiezen is een lage energiedensiteit: liefst nul, of toch minder dan 125 kcal per 100 g van het voedingsmiddel.
De voordelen verschillen dus van product tot product, en daarom vindt de diëtiste dat consumenten maar beter altijd goed het etiket lezen, en dat gezondheidsprofessionals de voordelen goed moeten uitleggen aan de patiënt.
* “Intensieve zoetstoffen: wetenschap of pseudowetenschap?”, Brussel, 18/10/2012. Georganisserd door Food in Action en FIEB-VIWF. Met de medewerking van: BNS, UPDLF en VBVD.
FIA 17 – December 2012