Een omvangrijke studie toont aan dat een hogere seleniumstatus wordt geassocieerd met een lager risico op colorectale kanker. Bovendien blijkt dat de seleniumstatus in Europa aanzienlijk lager is dan in de Verenigde Staten of Canada, wat de vraag oproept of voedingssupplementen nuttig kunnen zijn.
De gemiddelde bloedspiegelgehalten van selenium zijn beduidend lager in West-Europa (ongeveer 80 µg/l) dan in de Verenigde Staten en Canada (110-170 µg/l). Zo blijkt uit een nieuwe, gezamenlijke studie van Newcastle University (Verenigd Koninkrijk), het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC-WHO) en het Royal College of Surgeons (Ierland). Uit het onderzoek blijkt ook dat een hogere seleniumstatus significant is geassocieerd met een lager risico op colorectale kanker. De studie heeft betrekking op bloedmonsters verzameld bij meer dan 530.000 deelnemers uit 23 centra in verschillende Europese landen, en de follow-up van deze personen.
Dit verschil tussen Europa en de andere kant van de Atlantische Oceaan is waarschijnlijk te wijten aan de aard van de bodem, die minder rijk is aan selenium in Europa. De auteurs vragen zich dan ook af of we geen selenium aan de voedselketen zouden moeten toevoegen, via de bodem of via de producten. Dit betekent in zekere zin een comeback voor selenium, dat initieel werd beschouwd als veelbelovende kankerwerende stof, maar zijn glans verloor na de publicatie van een aantal negatieve resultaten, zoals een verhoogd risico op diabetes bij een grote inname van selenium. We moeten dan ook voorzichtig blijven en de mogelijke impact van suppletie evalueren, aldus professor John Hesketh (Newcastle University), aangezien sommige studies suggereren dat een regelmatige inname van 200 µg per dag het risico op diabetes zou kunnen verhogen.
Zoals we weten, is de paranoot rijk aan selenium, net zoals schaal- en schelpdieren en rood vlees. Het seleniumgehalte van tarwe (dus van brood) houdt dan weer nauw verband met de hoeveelheid selenium in de bodem.
Bron :Hughes et al. International Journal of Cancer 136/5 DOI: 10.1002/ijc.29071