Een kind dat slecht eet, zich onrustig gedraagt tijdens de maaltijden of weigert om nieuwe gerechten te proberen kan deze aanleg hebben geërfd. Uit een Brits-Noors onderzoek blijkt dat dergelijk gedrag voor ongeveer 50% kan worden toegeschreven aan genetische factoren.
De bevindingen werden gepresenteerd in het tijdschrift Journal of Child Psychology and Psychiatry en kunnen ouders meer inzicht geven in dit eetgedrag, zodat ze er soepeler mee om kunnen gaan. Werken aan de omgevingsfactoren kan ook helpen om de eetproblemen te verlichten.
De onderzoekers van het University College London en de Noorse Universiteit voor wetenschap en technologie (NTNU – Noorwegen) benadrukken in dit artikel dat ‘lastig’ eetgedrag bij kinderen deels aangeboren is, maar voor een deel ook aangeleerd. Dat deel kan dan ook worden gecorrigeerd.
Neofobie: de schuld van de genen
De onderzoekers bestudeerden de verschillen in het eetgedrag bij eeneiige en twee-eiige tweelingen om de invloed van de genetische factoren op het voedingsgedrag in te schatten.
Het team analyseerde de gegevens van “Gemini”, een geboortecohort van 1932 tweelingparen. 626 daarvan waren identieke (eeneiige) tweelingen, 1306 niet-identieke tweelingen (twee-eiige tweelingen die ongeveer 50% van hun genetisch materiaal delen).
Toen de kinderen 16 maanden oud waren, vulden de ouders een vragenlijst in over hun eetgedrag (de Child Eating Behaviour Questionnaire). Aan de hand van de food fussiness-schaal werd een beoordeling gemaakt van het eetgedrag.
Uit de analyse blijkt dat:
- onrustig eten of geagiteerd gedrag tijdens de maaltijd in 46% van de gevallen berust op genetische invloeden.
- voedselneofobie in 58% van de gevallen berust op genetische invloeden.
Ook omgevingsfactoren spelen een rol, bij onrustig gedrag aan tafel zijn die zelfs bepalend.
Agitatie en voedselneofobie lijken positief gecorreleerd:
- Onrustig gedrag aan tafel kan voor 46% van de variantie worden verklaard door genetische invloeden en voor 46% door gedeelde omgevingsinvloeden.
- Bij voedselneofobie kan 58% van de variantie worden verklaard door genetische invloeden en slechts 22% door gedeelde omgevingsinvloeden.
Gedragsverandering
Het is mogelijk om dit gedrag te veranderen! Deze conclusies kunnen nuttig zijn voor mensen die beroepshalve bezig zijn met kinderen. Het is ook een geruststelling voor de ouders, die zich vaak schuldig voelen als hun kind dergelijk gedrag vertoont.
Maar deze conclusies betekenen dus ook dat dit gedrag kan worden gewijzigd tot de ‘genetische expressie gewist is’, zo besluiten de auteurs.