Kaas laat niemand onverschillig: je vindt kaas heerlijk of verschrikkelijk. Die afkeer zou zijn oorsprong vinden in bepaalde hersengebieden van het beloningscircuit. Franse onderzoekers wisten dit voor het eerst te ontcijferen in Frontiers in Human Neuroscience.
Afkeer, een universeel verschijnsel
Afkeer of aversie vormt een sleutelelement voor overleving in de dierenwereld. Daarom is het belangrijk om de hersenmechanismen te bestuderen die daarbij een rol spelen. Niet toevallig kozen de onderzoekers voor kaas.
Volgens een voorbereidende studie door de auteurs bij een staal van 332 personen komt de afkeer van kaas het vaakst voor (6%), gevolgd door vis (2,7%) en charcuterie (2,4%). Van de personen met een afkeer van kaas zegt 18% lactose-intolerant te zijn, en in 47% van de gevallen is er minstens één van hun gezinsleden die ook niet van kaas houdt. Deze cijfers suggereren dat de afkeer een genetische oorsprong zou hebben, die bijvoorbeeld verband zou kunnen houden met lactose-intolerantie.
Om te bestuderen wat er in de hersenen precies gebeurt, namen 15 kaasliefhebbers en 15 kaashaters deel aan een studie met functionele magnetische resonantiebeeldvorming. Ze werden tegelijkertijd geconfronteerd met de afbeelding en de geur van zes verschillende kazen en zes andere voedingswaren ter controle. Ze moesten aangeven of ze de geur en het uitzicht van de voedingswaren al dan niet aantrekkelijk vonden, en of ze op dat precieze ogenblik zin hadden om ervan te eten.
Test op basis van uitzicht en geur van kaas
De onderzoekers observeerden dat het ventrale pallidum, een kleine structuur die gewoonlijk is geactiveerd bij mensen met honger, totaal inactief bleef tijdens de voorstelling van een geur en een afbeelding van kaas bij de kaashaters, terwijl die bij alle andere soorten voedingswaren wel was geactiveerd.
Nog meer verbazing volgde: bepaalde hersengebieden, het globus pallidus en de substantia nigra, die meewerken aan het beloningscircuit (en geactiveerd zijn als we iets geweldig vinden), bleken een grotere rol te spelen bij de kaashaters dan bij de kaasliefhebbers.
Het lijkt er dus op dat deze structuren, die normaal gezien betrokken zijn bij het verwerken van beloning, ook worden ingezet als reactie op een aversieve stimulus. Deze studie geeft aan dat de afkeer van kaas bij bepaalde patiënten een reële handicap is, en dat het noodzakelijk kan zijn om alternatieven te overwegen om de aanbevelingen op het gebied van zuivelproducten alsnog te halen.