Bij mensen die veel zetmeelproducten eten, hebben degenen die meer speekselamylase aanmaken een hogere BMI. Dat blijkt uit een Zweedse studie.
Volgens de voedingsaanbevelingen moeten we het grootste deel van onze energie-inname uit zetmeel halen. Dat is immers de meest voorkomende vorm van meervoudige koolhydraten. Het wordt gehydrolyseerd door amylasen, die worden uitgescheiden door de speekselklieren en de alvleesklier.
Over het algemeen wordt er aan de speekselamylase niet veel belang gehecht, maar deze nieuwe studie biedt stof tot nadenken. De studie suggereert namelijk dat ons vermogen om dit enzym aan te maken een invloed heeft op de gewichtstoename.
Een beoordeling van de genexpressie van speekselamylase
Een team van Zweedse onderzoekers onderzocht eerst het aantal kopieën van het speekselamylase-gen (AMY1) en het lichaamsgewicht van 4.800 proefpersonen, van gemiddeld 57 jaar oud en zonder diabetes.
De onderzoekers vonden geen verband tussen het aantal kopieën van AMY1 en de BMI of de hoeveelheid lichaamsvet. Maar als ze ook rekening hielden met de hoeveelheid ingenomen zetmeel, stelden ze vast dat de BMI van de mensen die veel zetmeelproducten aten steeg met het aantal kopieën van het AMY1-gen.
Energie-inname en individuele verschillen
Deze relatie tussen de genetische aanleg voor de vertering van zetmeel en een hoger gewicht kon niet worden vastgesteld bij de groep die minder zetmeelproducten at. De hoeveelheid ingenomen energie blijft dus een belangrijke factor in de energiebalans, maar deze studie toont opnieuw aan dat ook de individuele verschillen in de manier waarop de energie wordt gebruikt van belang zijn.
In dit geval leidt een genetische aanleg voor een minder goede vertering van zetmeel tot een grote toestroom van zetmeel in de dikke darm, waardoor minder calorieën daadwerkelijk opgenomen worden.