Scheikundigen van de Ecole Polytechnique Fédérale de Lausanne (EPFL) hebben onlangs een hypergevoelige methode ontwikkeld om de allergenen of eiwitten verantwoordelijk voor een allergie snel en precies te identificeren, en dit al bij zeer lage concentraties. In het magazine Analytical Chemistry werd deze techniek succesvol getest in de context van koemelkallergie.
Voedingsallergieën steken steeds meer de kop op en treffen ongeveer 6 tot 8% van de kinderen en 3% van de volwassenen. De ernst van de symptomen varieert: een allergie beïnvloedt de levenskwaliteit en kan soms zelfs leiden tot een anafylactische shock. Wat de allergene factoren betreft, blijft het echter nog al te vaak koffiedik kijken.
Koemelkallergie zien we vooral bij kinderen, die hierdoor dikwijls ook geen borstvoeding en meestal geen koemelk mogen krijgen. De auteurs herinneren eraan dat het immuunsysteem van allergiepatiënten antilichamen aanmaakt om de ‘vijandelijke’ eiwitten te vernietigen. In het geval van koemelkallergie spreken we van IgE-antilichamen. Een overproductie van IgE geeft ons een aanwijzing voor de diagnose van koemelkallergieën, maar niet voor de identificatie van de eiwitten die aan de basis liggen van de allergische reactie.
Onderzoeker Hubert Girault van de EPFL heeft samen met zijn team een techniek ontwikkeld op basis van immunocapillaire elektroforese om via de IgE’s van de patiënt de verantwoordelijke eiwitten te achterhalen. De IgE-antilichamen worden uit het bloed geïsoleerd door middel van magnetische kogeltjes die met verschillende soorten antilichamen gemarkeerd zijn. Deze antilichamen herkennen de IgE-antilichamen van de patiënt en zetten zich erop vast in een glazen ‘capillaire’ buis met een diameter van 50 micrometer. Vervolgens worden de vastgezette antilichamen uit de capillaire buis gespoeld en via ‘crosslinking’ met de magnetische kogeltjes verbonden. Daarna worden de kogeltjes met de IgE’s van de patiënt opnieuw in de capillaire buis gegoten.
De test begint wanneer de melk in de capillaire buis geïnjecteerd wordt. Zo passeren de melkeiwitten over de IgE-antilichamen van de patiënt. De kogeltjes binden zich dan met de eiwitten die de allergie veroorzaken, maar laten de andere eiwitten gewoon door. Daarna worden de kogeltjes gewassen met een chemisch product, waardoor het verantwoordelijke eiwit loskomt van de IgE-antilichamen van de patiënt. Tot slot moet het eiwit ‘enkel nog’ met massaspectrometrie geïsoleerd en geïdentificeerd worden.
Deze revolutionaire diagnosetechniek maakt een geïndividualiseerde identificatie mogelijk van de allergene eiwitten (specifiek voor elke patiënt). Bovendien opent dit misschien wel de weg naar een geïndividualiseerde behandeling die het immuunsysteem normaal moet leren reageren op de geïdentificeerde eiwitten. De methode wordt omschreven als snel, nauwkeuriger dan de klassieke testen en in staat om zeer kleine hoeveelheden – zelfs zeldzame – allergene eiwitten op te sporen. Ze zou dus ook naar alle allergieën kunnen worden uitgebreid. Een welkome vooruitgang, want momenteel zijn hiervoor nog heel wat intensieve tests nodig. De nieuwe techniek geeft alle allergielijders alvast hoop, vooral wat betreft hun levenskwaliteit.
Bron: Gasilova N., Girault H.H., Analytical Chemistry, 1/07/2014 ; 86(13) : 6337-45.