Ook al staat obesitas gekend als welvaartziekte toont deze nieuwe studie verder bewijs dat ook metabolische factoren hier een rol bij kunnen spelen. De experten ontdekten een daling van de hoeveelheden enteroendocriene cellen bij personen met obesitas.
De hormoonlevels in het maagdarmkanaal postprandiaal variëren in functie van het individu en ook in functie van het gewicht, zo blijkt uit voormalige studies. Bij obese personen voor en na een sleeve gastrectomie werden respectievelijk lagere en herstelde hormoonlevels gemeten postprandiaal. De huidige studie ging daarom het causaal proces na van deze variatie, met als hypothese dat een daling in de hoeveelheid enteroendocriene cellen bij obese personen de oorzaak is.
Minder cellen bij individuen met obesitas
Voor studie werd, naast een literatuur onderzoek, het weefsel onderzocht van 21 personen met morbide obesitas, voor en na een sleeve gastrectomie. De controlegroep bestond uit 24 gezonde individuen met een ‘normaal’ gewicht. Diverse factoren zoals morfologie, maag-darmhormonen en Na+/glucose co-transporters werden nagegaan.
De bestudeerde patiënten met obesitas hadden een significant verlaagd aantal enteroendocriene cellen en maag-darmhormoonbevattende enteroendocriene cellen in de maag en het duodenum.
Daarnaast lagen de gemeten hormoonwaarden postprandiaal significant lager bij deze groep préoperatief, in vergelijking met de controlegroep.
Herstelde secretie na sleeve gastrectomie
De metingen postoperatief brachten diverse resultaten naar voor. Het onderzoek toonde een herstelde hoeveelheid enteroendocriene cellen aan 3 maanden na de bariatrische chirurgie, zonder verandering in de hoogte van de villus of diepte van de crypt.
Er werd ook een merkbaar gewichtsverlies gemeten postoperatief, met een daling van de nuchtere insuline- en glucosewaarden. Daarbij werd een significante stijging waargenomen bij deze patiënten postprandiaal van glucagon-like peptide-1, peptide YY en cholecystokinine-respons. Uiteindelijk ondervond ook de concentratie aan ghreline veranderingen, met een 1,7-daling van de waarden postoperatief.
Verder onderzoek naar deze metabolische mechanismen kunnen bijdragen tot het vinden van niet-invasieve therapeutische strategieën.