Een uitgebreide studie onderzoekt de consumptie van fytonutriënten uit fruit en groenten in dertien regio’s in de wereld. Meer dan de regio speelt vooral het eten van groenten en fruit zelf een bepalende rol in de opname van fytonutriënten.
Er bestaan duizenden soorten fytonutriënten. Ze zijn niet levensnoodzakelijk, maar kunnen het leven wel verbeteren door het risico op ziektes te verminderen. Gekleurde pigmenten, natuurlijke antiparasieten: sommige bioactieve verbindingen worden in de toekomst misschien zelfs opgenomen in de voedingsaanbevelingen. We hebben er dus belang bij hun aanwezigheid in onze voeding te kunnen opvolgen en meten.
En dat is precies wat Amerikaanse wetenschappers onlangs hebben gedaan. Ze onderzochten namelijk de opname van negen geselecteerde fytonutriënten in dertien regio’s van de wereld: vier fenolische verbindingen en vijf carotenoïden (anthocyanidines, hesperidines, quercetines, ellagische zuren, alfacarotenen, bètacarotenen, bètacryptoxanthines, luteïnes/zeaxanthines en lycopenen).
Het zal wellicht niet verbazen dat de consumptie van fruit en groenten, en van fytonutriënten, hoger ligt in streken zoals het Middellandse Zeegebied dan in het noorden van Europa. Maar wat vooral opvalt, is dat het gehalte aan fytonutriënten uiteindelijk voornamelijk bepaald wordt door de hoeveelheid geconsumeerde groenten en fruit, eerder dan door de regio en het aantal uren zonneschijn. Zo is de opname van fytonutriënten bij personen die vijf porties fruit en groenten per dag innemen, twee tot zes keer hoger dan bij diegenen die minder dan vijf stuks eten per dag.
Deze studie ontkracht dus het idee dat groenten en fruit van een bepaalde streek (bijvoorbeeld de onze) niet dezelfde beschermende eigenschappen zouden hebben als die in het Middellandse Zeegebied, maar benadrukt des te meer het advies om dagelijks vijf porties groenten en fruit te eten.
Murphy M.M. et al., British Journal of Nutrition, 11/08/2014, pp 1-15.