Een Franse studie toont aan dat een vetrijke voeding het beloningssysteem wijzigt bij dieren. Indien deze bevinding bevestigd wordt bij de mens, betekent dit dat deze voedingswijze het beloningzoekend gedrag wijzigt op lange termijn. En dat kan gepaard gaan met een hoger risico op obesitas.
Verband tussen motivatie en beloning
Motivatie is de wil om een beloning te zoeken als respons op eerder met deze beloning geassocieerde signalen. Dopamine is een molecule die een belangrijke rol speelt in het beloningssysteem in de hersenen, een systeem dat essentieel is voor de motivatie. Deze beloning kan ofwel natuurlijk zijn (zoals lekker eten) ofwel farmacologisch (zoals amfetamine).
Herhaalde blootstelling aan een beloning leidt tot een sensitisering die resulteert in een verhoogd zoeken naar de beloning.
Franse onderzoekers hebben verschillende benaderingen gecombineerd om het dopaminerge systeem te bestuderen bij ratten die obees werden na blootstelling aan een vetrijk dieet vanaf de kindertijd tot de volwassen leeftijd. Door de dieren amfetamine toe te dienen hebben de onderzoekers het beloningscircuit geactiveerd en zo verschillen tussen de obese dieren en controledieren aan het licht gebracht.
Vet beïnvloedt dit beloningssysteem
In vergelijking met de controledieren zijn de zwaarlijvige ratten sneller gesensitiseerd voor amfetamine, met niet alleen een toename van hun bewegingsactiviteit als reactie op deze stof, maar ook van de activering van het dopaminerge systeem (resulterend in een verhoogde activiteit van neuronen, waardoor dopamine in de hersenen van de zwaarlijvige dieren wordt geproduceerd en vrijgegeven).
Indien deze mechanismen identiek blijken te zijn bij de mens, zouden deze resultaten aantonen dat vetrijke voeding (tijdens de kindertijd en de adolescentie), die leidt tot overgewicht en obesitas, invloed heeft op dit beloningssysteem. Gezien het belang van het dopaminerge systeem voor de motivatie kunnen deze effecten leiden tot significante veranderingen op lange termijn in het beloningzoekend gedrag, met name door de respons te verhogen op signalen die worden geassocieerd met voedselbeloningen, zoals aangetoond bij zwaarlijvige personen.