Steeds meer gegevens tonen een omgekeerd evenredig verband aan tussen de slaapduur en het lichaamsgewicht. Te weinig slaap lijkt bij te dragen tot de verstoring van de energiebalans en zou kunnen leiden tot obesitas. Zou de daling van de gemiddelde slaaptijd van de laatste jaren de gelijktijdige toename van obesitas hebben beïnvloed?
De laatste jaren hebben veel studies gewezen op het bestaan van een verband tussen slaaptekort en zwaarlijvigheid. Bepaalde hormonen die betrokken zijn bij de honger- en verzadigingsmechanismen, zoals leptine, ghreline en PYY, lijken een rol te spelen in de mechanismen die mensen met een slaaptekort ertoe aanzetten om meer te eten. Hoewel we steeds meer inzicht krijgen in dit fenomeen, blijft de precieze aard van de verbanden tussen slaapgebrek en obesitas nog onduidelijk.
Verschillende voedingspatronen
Een recente Amerikaanse studie toont aan dat de kenmerken van bepaalde voedingsstoffen verband houden met de duur van de slaap1. Op basis van een steekproef van 4.587 volwassenen die tussen 2007 en 2008 deelnamen aan het NHANES-onderzoek heeft professor Grandner van de universiteit van Pennsylvania vastgesteld dat de totale energie-inname (TEI) varieert tussen de verschillende groepen slapers, maar niet in verhouding tot de duur van de slaap.
Daarnaast eten standaardslapers (zeven à acht uur slaap per nacht) gevarieerder dan kortslapers (minder dan vijf uur per nacht) en langslapers (minstens negen uur per nacht). Bovendien eten mensen die minder dan vijf uur per nacht slapen minder eiwitten en is hun inname van bepaalde micronutriënten (vitamine B1, foliumzuur, fosfor, ijzer en selenium) lager dan die van standaardslapers. Maar dat betekent niet dat we kunnen spreken van een oorzakelijk verband.
Verschillend effect naargelang het lichaamsgewicht
Een van de recente studies over slaap en lichaamsgewicht is een studie bij 1.079 Australische kinderen, die aantoont dat een te korte slaaptijd niet alleen gepaard gaat met een hogere BMI, maar ook met een vroege ontwikkeling van obesitas.
In een andere studie hebben Jonathan Mitchell en zijn collega’s de evolutie van de BMI en de slaaptijd gevolgd bij 1.390 adolescenten uit de regio Philadelphia (Verenigde Staten), van hun 14e tot hun 18e. Ze stelden vast dat de BMI sneller toeneemt bij adolescenten die weinig slapen, en dat dit effect vooral opvallend is in het 90e percentiel. Elk extra uur slaap lijkt geassocieerd te zijn met een lagere BMI in het 10e, 25e, 50e, 75e en 90e percentiel, maar met een groter effect in de hoge percentielen.
Deze studie bevestigt dus dat er een omgekeerd verband bestaat tussen de slaaptijd en de BMI, maar geeft ook aan dat een korte slaaptijd een grotere invloed heeft op de BMI van zwaarlijvige jongeren. Kortom, slaapgebrek doet adolescenten die al een hoog lichaamsgewicht hebben, nog verdikken.
Impact op het energieverbruik
Om de mogelijke impact van slaapgebrek te verduidelijken, hebben Rachel Markwald en haar collega’s bij 16 volwassenen het energieverbruik gedurende 15 dagen met voldoende slaap vergeleken met het energieverbruik in een periode van 5 dagen met onvoldoende slaap, het equivalent van een werkweek.
Ze stelden vast dat in de perioden met slaaptekort het energieverbruik iets hoger (5%) was dan tijdens de perioden met voldoende slaap. Tijdens de periode met de korte nachten was de energie-inname echter hoger dan het energieverbruik, met een gewichtstoename van 0,82 kg als gevolg, ondanks veranderingen in de honger- en verzadigingshormonen (respectievelijk ghreline en leptine) en het peptide YY, die bovenmatige energiereserves signaleren. Ze merkten ook op dat de ingekorte nachten gepaard gingen met een wijziging van de melatoninecylus, waardoor de deelnemers vroeger ontwaakten.
Overmatig eten ter compensatie
Deze gegevens doen vermoeden dat het hogere voedselverbruik tijdens perioden met korte nachten een fysiologische aanpassing is aan een langere periode van waken, die zelf verband houdt met een lichte toename van het energieverbruik. Het probleem is dat dit aanpassingsmechanisme de dekking van de energiebehoeften in de vorm van voeding overcompenseert, wat volgens de auteurs nog in de hand zou kunnen worden gewerkt door onze omgeving waarin voedsel rijkelijk aanwezig is.
In hetzelfde onderzoek hebben de auteurs aangetoond dat de overgang van een schema met korte nachten naar een schema met voldoende lange nachten leidde tot een verminderde voedselconsumptie, vooral van vetten en koolhydraten, met een gewichtsafname van 0,03 kg als gevolg. Slaap heeft dus een invloed op het energiemetabolisme en de voedselinname, en zou één van de maatregelen kunnen zijn om obesitas te voorkomen.
Is een zittend leven de oorzaak?
Het waargenomen verband tussen gewicht en slaap zou ook te maken kunnen hebben met een sedentaire levensstijl. Verschillende studies hebben het verband tussen de tijd besteed aan sedentaire activiteiten en de BMI al geobjectiveerd, zoals de recente studie van Mitchell et al. bij kinderen van 9 tot 15 jaar.
Het team van de universiteit van South Carolina (Columbia) rapporteert een verband tussen een hogere BMI in het 90e, 75e en 50e percentiel en een toename van sedentair gedrag. Zou het verband tussen slaap en zwaarlijvigheid dan misschien gewoon een zittend leven zijn… of een gebrek aan lichaamsbeweging?
Eten, bewegen, slapen
In een studie bij obese en zwaarlijvige kinderen van 8 jaar die weinig slapen, hebben Susan Harrington en haar collega’s de slaaptijd en de lichamelijke activiteit 24 uur op 24, 7 dagen op 7 gevolgd, met een objectieve meting van de lichamelijke activiteit (drieassige versnellingsmeter)6. Uit de studie blijkt een nauwe relatie tussen de intensiteit van de fysieke activiteit en de slaaptijd: hoe intenser de activiteit, hoe langer de kinderen slapen. Bovendien blijkt een gemiddeld intensieve lichamelijke activiteit samen te gaan met betere leesprestaties.
Ten slotte lijkt het heel waarschijnlijk dat een langere slaaptijd het gevolg en niet de oorzaak is van meer lichamelijke activiteit. Kortom, goed slapen lijkt te kunnen bijdragen tot de preventie van overgewicht, maar dat heeft waarschijnlijk ook te maken met veel bewegen zodat je moe wordt…
FIA nr 19 – Juni 2013
Referenties: Grandner M.A. et al., Appetite, mei 2013; 64: 71-80. Magee C.A. et al., J Dev Behav Pediatr., april 2013; 34(3): 165-73. Mitchell J.A. et al., Pediatrics, 8 april 2013. Markwald R.R. et al., Proc Natl Acad Sci, USA, 2 april 2013; 110(14): 5695-700. Mitchell J.A. et al., Int J Obes (Lond)., januari 2013; 37(1): 54-60. Harrington S.A., Appl Nurs Res., 9 april 2013.