Een studie toont een verband aan tussen het carotenoïdegehalte in het bloed en optimisme. De consumptie van groenten en rookgewoonten lijken deze relatie te beïnvloeden.
Gezondheid werd lange tijd gedefinieerd als de afwezigheid van ziekte, maar dat idee is nu achterhaald. Het blijkt steeds duidelijker dat ook geestelijk en lichamelijk welzijn factoren zijn die kunnen meespelen bij een goede gezondheid. We erkennen volmondig dat stress aan de oorsprong ligt van verschillende pathologieën. De gunstige effecten van optimisme zijn echter minder bekend, hoewel het in verband wordt gebracht met een verminderd risico op ziekten en biologische stoornissen.
Onderzoekers van het departement Maatschappij en menselijke ontwikkeling van de Harvard School of Public Health in Boston vroegen zich af of er een verband bestaat tussen twee indicatoren van positieve gezondheid: optimisme en het antioxidantengehalte in het bloed. Ze voerden hun onderzoek uit bij 982 mannen en vrouwen, om de graad te bepalen van optimisme en de concentraties van negen antioxidanten (carotenoïden en vitamine E) in hun bloed.
De resultaten tonen aan dat voor elke verhoging van een standaardafwijking van optimisme het carotenoïdegehalte stijgt met 3 tot 13% in een leeftijdgecorrigeerd model. De consumptie van fruit en groenten en het rookgedrag zijn factoren die deze relatie resp. positief of negatief kunnen beïnvloeden. Er werd geen verband aangetoond tussen optimisme en vitamine E.
Hoewel ze geen causaal verband vonden, besluiten de auteurs dat er een relatie bestaat tussen optimisme en een hoger carotenoïdegehalte, die deels verklaard kan worden door de consumptie van groenten en het rookgedrag.