Sommigen houden van zout, anderen van zoet. Het IDEFICS-project schetst een beeld van de smaakvoorkeuren van Europese kinderen en toont duidelijk aan dat niet alle kinderen van hetzelfde houden.
Het onderzoek werd gevoerd bij 1.705 kinderen van 6 tot 9 jaar uit 8 landen: Italië, Estland, Cyprus, Zweden, Duitsland, Hongarije, Spanje en België. De auteurs evalueerden de voorkeur van kinderen voor een zoete smaak met behulp van appelsap, en die voor vet, zout en umami (mononatriumglutamaat) met crackers.
De eerste vaststelling: de voorkeuren verschillen van land tot land. De Hongaren behoren tot de groep die het meest van zoet houdt, terwijl de Duitsers en de Belgen tot de groep behoren die er het minst van houdt. De Estse kinderen houden het meest van zout, de Cypriotische en Italiaanse het minst. De Spaanse en de Estse kinderen houden duidelijk meer van umami dan de Belgische kinderen, dubbel zoveel zelfs. Bovendien blijkt uit het onderzoek dat de voorkeuren evolueren naarmate de kinderen ouder worden.
Zo worden zoet en zout aantrekkelijker gevonden tussen 6 en 9 jaar, terwijl mononatriumglutamaat minder aantrekkingskracht uitoefent. Ten slotte blijkt er geen consequent verband tussen bepaalde voorkeuren en het geslacht van de kinderen, het opleidingsniveau van de ouders, de eetgewoonten, tv-kijken of het gebruik van voeding als beloning.
Lanfer A. et al., Food Quality and Preference, 27, (2013), 128–136.