Als je intensief en langdurig sport, is het raadzaam om na de inspanning 1 à 1,2 g koolhydraten per kilogram lichaamsgewicht in te nemen in het kader van een sportspecifieke voeding.
Gesofisticeerde producten zijn niet nodig zolang je de voeding relatief snel na de inspanning inneemt (bij voorkeur binnen het uur). Op dat ogenblik wordt namelijk geprofiteerd van de activatie van glycogeensynthase door depletie van glycogeen, een verhoogde insulinesensitiviteit en een verhoogde permeabiliteit van de darm.
Een gecombineerde inname van koolhydraten en eiwitten heeft bovendien een anabool effect. Eenvoudige producten, zoals magere of halfvolle melk met chocoladepoeder, lichtbruin brood met een sneetje ham of een magere zuiveldrank met fruit(smaak), komen daarbij perfect van pas.
Eiwitten zijn dus vooral van belang na de inspanning. Hoe zit het dan met een eventuele eiwitsuppletie? Deakin & Burke stelden vast dat zelfs voor wielrenners in de Ronde van Frankrijk suppletie niet aangewezen is, op voorwaarde dat er sprake is van een eiwitaanbreng van 15% van de energie-inname. De gemiddelde amateursporter zal dus via de voeding zijn eiwitbehoefte voldoende gedekt zien. Voor het overige bestaat de voeding van de sporter uit magere producten en schenkt hij in het bijzonder aandacht aan de aanbreng van vetzuren van goede kwaliteit.