Na een buitengewoon sportieve televisiezomer beginnen heel wat patiënten zelf te sporten, of ze pikken de draad weer op. De ideale gelegenheid om onze kennis op het gebied van sportvoeding bij te spijkeren.
Koolhydraten zijn en blijven de ruggengraat van de basisvoeding voor sporters. Als je als amateur twee uur per week aan sport doet, volstaat het om gezond te eten. Volgens de Voedselconsumptiepeiling van 2004 bedraagt een gemiddelde gebruikelijke consumptie (energie %/dag) van koolhydraten 45,8% van de totale energie-inname, en dus besteden we er maar beter bijzondere aandacht aan. Onze voeding zou minimaal 55% van de totale energie-inname moeten leveren of 5 g per kilogram lichaamsgewicht.
Voor een wedstrijdsporter die 3 à 7 keer per week aan sport doet in sessies van 1 à 2 uur is een sportspecifieke voeding aangewezen en moet de energie-inname in de vorm van koolhydraten worden verhoogd. De duur en de intensiteit van de training of wedstrijd zijn belangrijk, want een inspanning van ongeveer 45 minuten vraagt geen extra voeding. Voeding bepaalt in principe slechts een klein deel van de prestatie (ongeveer 2%), maar met een goede voeding optimaliseer je wel de prestaties en bevorder je het herstel van de spieren en de opbouw van glycogeen.