Een grondige analyse van de lichaamssamenstelling helpt om de relatie tussen de vetverdeling en cardiometabool risico te verduidelijken. Visceraal vet lijkt gevaarlijker bij vrouwen dan bij mannen.
Hoewel overmatig vet (doorgaans gemeten aan de hand van de body mass index) geassocieerd is met een verhoogd risico op morbiditeit en mortaliteit, blijkt steeds duidelijker dat deze associatie wordt beïnvloed door de verdeling van het vet in ons lichaam.
Bij een ophoping van buikvet spreken we van een ‘appeltype’, terwijl er bij een vetophoping ter hoogte van de billen en dijen sprake is van een ‘peertype’.
Ectopisch vet, dat tussen de ingewanden en de organen van het lichaam zit, is veel gevaarlijker dan onderhuids vet. Deze studie biedt meer informatie over de verschillen tussen de geslachten.
Meer ectopisch vet bij mannen
Dr. Miriam Bredella, radiologe in het Massachusetts General Hospital en geassocieerd hoogleraar radiologie aan de Harvard Medical School in Boston, onderzocht samen met haar collega’s 200 volwassenen (109 vrouwen en 91 mannen) met overgewicht of obesitas van gemiddeld 37 jaar die voor de rest in goede gezondheid waren.
Ze voerden een reeks metingen uit (dual-energy X-ray absorptiometry of DEXA, CT-scans en magnetische resonantiespectroscopie) om de lichaamssamenstelling en vooral de vetmassa nauwkeurig te analyseren.
De resultaten bevestigen dat vrouwen een hoger percentage lichaamsvet, meer onderhuids vet en minder vetvrije massa hebben dan mannen. Mannen hebben echter meer visceraal vetweefsel (of ectopisch vet) in de buik rond de interne organen, evenals ectopisch vet in de spieren en de lever.
Spieren beschermen
Aan de ene kant hebben zwaarlijvige mannen dus meer visceraal, intramusculair en intrahepatisch vet dan vrouwen met dezelfde BMI, zegt dokter Bredella, wat geassocieerd is met een verhoogd cardiometabool risico. Aan de andere kant hebben ze echter ook meer spieren en vetvrije massa, wat een eerder beschermend effect heeft.
Dit kan verklaren waarom, in tegenstelling tot de verwachtingen en hoewel mannen een hoger cardiometabool risico hebben dan vrouwen, dit risico niet geassocieerd is met het ectopisch vet. De onderzoekers vonden bij de vrouwen wel een nauw verband tussen de vetophopingen in de buik, de spieren en de lever en het cardiometabole risico.
Een tweede studie van het team, dit keer bij jonge volwassenen, toont aan dat het cardiometabole risico, gerelateerd aan de BMI, hoger is in aanwezigheid van een lage spiermassa, en dan vooral bij vrouwen.