Een Amerikaanse studie zet vraagtekens bij de relevantie van de standaardmethoden (zoals de BMI) voor de beoordeling van overgewicht en obesitas. Deze methoden zouden de omvang van het probleem ernstig onderschatten.
Stevig gebouwd en gespierd is niet hetzelfde als zwaarlijvig
De studie, uitgevoerd door Arizona State University en gepubliceerd in Obesity Reviews, toont zich bijzonder kritisch over de BMI. Deze methode kan zowel een vals positief resultaat geven voor overgewicht (bij gedrongen en gespierde personen) als een vals negatief resultaat (bij slanke personen met een hoog percentage buikvet).
Sommige organisaties in landen als Japan en China houden nu al rekening met dergelijke specifieke antropometrische profielen, gezien de hoge prevalentie van deze gevallen op hun grondgebied.
500 miljoen personen extra met overgewicht
Er is wereldwijd nog steeds geen echte consensus over de BMI-drempels. Als we echter blijven voorbijgaan aan dergelijke variaties, kan dat zeer ernstige gevolgen hebben, aldus de auteurs. Het aantal personen met overgewicht of obesitas wordt mogelijk dramatisch onderschat: in werkelijkheid zouden er wel eens 400 tot 500 miljoen personen extra kunnen zijn met overgewicht.
Dat geldt overigens niet alleen voor overgewicht. De verschillen manifesteren zich al in de vroege kinderjaren, dus een gebrek aan geschikte criteria kan het extra lastig maken om bepaalde gebieden op te sporen waar het risico op ondervoeding hoog is.
De onderzoekers stellen daarom voor om de criteria aan te passen op basis van de populatie. Daarbij moet worden uitgegaan van de BMI van die bepaalde populatie vóór de ontwikkeling van vetmassa.