Een Europese studie belicht het belang van kaas op jonge leeftijd. Deze studie legt voor het eerst een verband tussen de consumptie van kaas en de kans op het ontwikkelen van allergische voedings- of huidaandoeningen.
Er zijn verschillende hypothesen voor de toegenomen frequentie van allergische ziekten en astma in de geïndustrialiseerde landen de voorbije veertig jaar. Een daarvan is de toegenomen hygiëne en de vermindering van infectieziekten en microbiële contacten in de vroege kinderjaren. De resultaten van deze studie in een landbouwomgeving, die werd gepubliceerd in het tijdschrift Allergy, suggereren dat kaas van belang zou kunnen zijn bij preventie, los van de consumptie van andere voedingsmiddelen (groenten en fruit, granen, brood, vlees, gebak en yoghurt) en de levensomstandigheden (aanwezigheid en diversiteit van boerderijdieren).
PASTURE-studie evalueert allergierisico in een agrarisch milieu
Sinds 2002 observeert de PASTURE-studie (Protection against Allergy: Study in Rural Environments) een cohort van kinderen die in een agrarische omgeving wonen in vijf Europese landen (Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Frankrijk en Finland). Via een zestigtal wetenschappelijke publicaties meldde dit onderzoek eerder al de lagere prevalentie van allergieën in een agrarisch milieu, evenals de beschermende rol van vroegtijdige voedseldiversiteit.
Deel IV van PASTURE houdt zich specifiek bezig met de consumptie van kaas, een voedingsproduct met een hoge microbiële diversiteit. Gegevens over omgevingsfactoren, allergische ziekten en eetgewoonten werden verzameld via vragenlijsten vanaf de geboorte bij 931 kinderen, die werden gevolgd tot hun zesde levensjaar. De consumptie van kaas op de leeftijd van 18 maanden werd gekwantificeerd in termen van frequentie en diversiteit (zes soorten: harde kaas, halfharde kaas, zachte kaas, blauwe kaas, verse kaas en kaas van de boerderij).
Zie ook: Verwar allergie niet langer
met voedselovergevoeligheid (Nutrigraphics)
Alle soorten kaas bieden bescherming
Volgens deze studie bleek elke kaasconsumptie tussen 12 en 18 maanden geassocieerd met een significante daling van het risico op atopische dermatitis (eczeem) op zes jaar en voedselallergieën, maar ook met een verlaagd risico op allergische rinitis, astma en gevoeligheid voor voedings- en geïnhaleerde allergenen. De lagere incidentie van eczeem en voedselallergieën komt zonder onderscheid voor bij kinderen met een grotere diversiteit en frequentie van kaasconsumptie.
Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of het lagere risico te maken heeft met de diversiteit of de frequentie van de kaasconsumptie. Tegelijk zouden analyses van de darmmicrobiota bij kaaseters kunnen helpen om meer inzicht te krijgen in de werkingsmechanismen.
Al onze artikelen over allergieën