De consumptie van eiwitten beïnvloedt de energiebalans bij patiënten met type 2-diabetes, maar het gaat om een gematigd effect dat niet afhangt van de soort geconsumeerde eiwitten. Bovendien zijn consistente wijzigingen van de eiwitinname nodig om (beperkte) veranderingen te creëren in de thermogenese en het metabolisme.
Een samenvatting van de presentatie van richard mattes (Purdue university, Indiana) over een onderwerp waar al sinds jaar en dag controverse over bestaat. Deze presentatie werd gehouden tijdens een sessie over macronutriënten op de jaarlijkse bijeenkomst van de Amerikaanse vereniging voor diabetologie*.
Voedingseiwitten hebben een invloed op het lichaamsgewicht omdat ze een effect hebben op het verzadigingsgevoel, de thermogenese, de energie efficiëntie en de lichaamssamenstelling. Dat is niets nieuws, want we weten al jaren dat de inname van eiwitten het verzadigingsgevoel meer vergroot dan bij koolhydraten of vetten het geval is, ook al hebben ze hetzelfde caloriegehalte.
Wat echter bij diabetici, als we weten dat het effect op het verzadigingsgevoel vooral veroorzaakt wordt door de oxidatie van het teveel aan aminozuren1?
Om deze vraag te beantwoorden heeft Richard Mattes de literatuur doorgenomen over het effect van eiwitten op het verzadigingsgevoel. Hun verzadigende werking helpt immers het hongergevoel onder controle te houden en verbetert de controle van de energie-inname, de balans aan macronutriënten, het gewicht en de lichaamssamenstelling.
Een constante en regelmatige consumptie
Om de werking van eiwitten beter te begrijpen moet je eerst weten dat de voorliefde voor eiwitten aangeboren is. Een experiment bij knaagdieren heeft aangetoond dat ratten die vier dagen lang geen eiwitten kregen toegediend, spontaan kozen voor een eiwitrijke maaltijd toen ze verschillende soorten maaltijden kregen voorgeschoteld2. Bij apen leidt de proportionele verhoging (tot 36%) van de eiwitten tot een spontane verlaging van de totale calorie-inname, en dat is niet het geval bij de verhoging van het gehalte koolhydraten of vetten3. De mens heeft de neiging om gelijkaardig te reageren, althans wat de keuze betreft van het soort maaltijd na een periode van ondervoeding4.
Dit fenomeen doet zich voor in elke leeftijdscategorie en dan vooral bij oudere personen of personen die kampen met een ernstigere vorm van ondervoeding5. De auteurs zijn ervan overtuigd dat dit wijst op een chemosensorische respons op de aanwezigheid van eiwitten in de voeding. Deze respons zou compensatiemechanismen veroorzaken om de eiwittenbalans te herstellen zonder het totale caloriegehalte te wijzigen1.
Deze gegevens werden bevestigd door de Voedselen Landbouworganisatie via epidemiologisch onderzoek dat heeft aangetoond dat de proportie geconsumeerde eiwitten relatief constant is ongeacht het land en de gastronomische cultuur, wat niet het geval is bij koolhydraten en vetten (cf. figuur)6. En die transversale vaststelling geldt ook doorheen de jaren: de eiwitinname is in de Verenigde Staten onveranderd sinds de jaren 60, ongeacht de totale calorie-inname7 en de zwaarlijvigheidsepidemie waarmee de hele wereld wordt geconfronteerd als gevolg van de verhoging van de consumptie van vetten en koolhydraten8.
De vorm is van weinig belang…
De thermogenese die in gang wordt gezet door de voeding is hoger na de consumptie van eiwitten dan na de consumptie van andere macronutriënten. Dit energieverbruik stijgt met 20 à 30% na de consumptie van eiwitten, terwijl het slechts stijgt met 5 à 10% na de consumptie van koolhydraten en met 0 à 5% na het eten van vetten. Deze verhoging van het energieverbruik komt door de synthese van eiwitten en ureum, evenals de gluconeogenese1. Bij diabetici wordt het verzadigingsgevoel beïnvloed door de insulinegevoeligheid, de concentratie en het profiel van de aminozuren, de thermogenese, de peptiden in de darmen (GLP-1) en individuele gevoeligheden, maar ook door de eiwitconsumptie. Dit effect wordt in sommige studies als intenser beschreven na de consumptie van ‘onvolledige eiwitten’ dan na de consumptie van dierlijke eiwitten, maar dit wordt tegengesproken door andere studies, die aantonen dat eiwitten uit zuivelproducten of vis een groter effect lijken te hebben op het verzadigingsgevoel, en dus op het gewichtsverlies…
Er is dus nog heel wat discussie over het belang van de eiwitbron9. Hoe dan ook, het is vandaag duidelijk dat de toevoeging van eiwitten aan een koolhydraatrijke voeding het postprandiale glycemiegehalte verlaagt, vooral omdat de maaglediging vertraagt en de vorming van incretinehormonen wordt gestimuleerd, net zoals de secretie van insuline onafhankelijk van de glycemie10. Hierdoor wordt ook de neiging om meer te eten beperkt11. Bij de consumptie van eiwitrijke porties is het tijdsverloop tussen de maaltijden ook groter dan bij de consumptie van een vet- of koolhydraatrijke voeding12.
Uit onderzoek dat een jaar in beslag nam, is gebleken dat caloriearme, eiwitrijke eetpatronen (eiwitgehalte: 30% van de totale energie-inname of 1,2 g/kg/dag tegenover 15 à 20% van de totale energieinname of 0,8 g/kg/dag) bij obesitas gepaard gaan met een groter gewichtsverlies en een beperktere gewichtstoename na het stopzetten van het dieet dan eiwitarme eetpatronen. Bovendien zorgen deze eiwitrijke eetpatronen ervoor dat de spiermassa behouden blijft tijdens het gewichtsverlies en dat de calciumbalans verhoogt, zodat de botdichtheid in stand gehouden wordt.
“Wat van toepassing is op diabetes type 2-patiënten is echter niet noodzakelijk van toepassing op de volledige bevolking, zoals ook blijkt uit de Malmö Diet and Cancer Study, die het rechtstreekse verband onderzocht tussen een eiwitrijke voeding en het risico op diabetes type 213,” aldus Richard Mattes.
Conclusie
Ook al verliezen ze heel weinig gewicht, toch mogen patiënten met type 2-diabetes de moed niet laten zakken: de intentie om te vermageren alleen al verbetert hun prognose. Hun eetpatroon moet echter minder koolhydraten bevatten en meer eiwitten, die een verzadigend effect hebben. Er zijn ook andere gunstige effecten gerapporteerd, op de bloeddruk en de vetten in het bloed. Gezien de potentiële risico’s voor de nieren is voorzichtigheid wel geboden. Ten slotte lijkt een eiwitrijk dieet met weinig koolhydraten bijzonder nuttig voor personen die lijden aan dyslipidemie geassocieerd met het metaboolsyndroom14.