Het aantal voedselallergieën is de voorbije tien jaar toegenomen. Uit recente gegevens blijkt echter dat de omvang van het verschijnsel wellicht niet correct wordt ingeschat. Wel weten we inmiddels dat meer vrouwen dan mannen er last van hebben en dat de darmmicrobiota een sleutelrol speelt bij het ontwikkelen van een allergische diathese. Ontdek nu uw nieuwe dossier van de maand!
Meer vrouwen dan mannen met een voedselallergie
Volgens de European Academy of Allergy and Clinical Immunology (EAACI) kampen bijna zeventien miljoen Europeanen (2,3% van de totale bevolking) met een voedselallergie – 3,5 miljoen onder hen is jonger dan 25 jaar en 60% is vrouw. Dat wijst volgens de vereniging op zowel biologische als psychologische factoren. Een van de hypothesen suggereert dat oestrogenen vrouwen kwetsbaarder maken voor ziekten die het immuunsysteem aantasten.
In België is het vrij moeilijk om officiële cijfers over voedselallergieën te vinden. Volgens de meest recente Voedselconsumptiepeiling gaf 3,1% van de bevolking (van 3 tot 64 jaar) in 2014 aan een dieet te volgen wegens een voedselintolerantie of -allergie. Dat cijfer was echter gebaseerd op wat de personen zelf aangaven.
Prevalentie van 3,6% in de VS: bij het wereldwijde gemiddelde
Een nieuwe Amerikaanse studie is bijzonder interessant door de omvang van de gegevens, namelijk de medische onlinedossiers van 2,7 miljoen patiënten, die werden gevolgd tussen 2000 en 2013. Bij ruim 97.000 van hen werd een voedselintolerantie of voedselallergie vastgesteld.
Uit de geconsolideerde gegevens kunnen we drie conclusies trekken:
1. In de VS kampt 3,6% van de bevolking met een voedselallergie. Dat cijfer ligt in
1. de buurt van het wereldwijde gemiddelde (2 tot 4%) en wijst op een verdubbeling
1. van het aantal gevallen in de afgelopen tien tot vijftien jaar.
2. De voornaamste allergie is die voor zeevruchten (gevolgd door fruit en groenten,
2. zuivel en pinda’s), een situatie die vergelijkbaar is met Noord-Europa.
3. Voedselallergieën blijken ook in de VS vaker voor te komen bij vrouwen
3. (4,2% vs. 3,9%) en Aziatische personen (4,3% vs. 3,6%).