De mate waarin kinderen in hun eerste levensjaar nieuwe voedingsmiddelen accepteren, voorspelt het acceptatieniveau in de hele kindertijd. Dat blijkt uit nieuw onderzoek.
Onder ‘voedselneofobie’ verstaan we de angst voor en afwijzing van voedsel dat niet of onvoldoende bekend is. We zien het bij alle kinderen, maar in verschillende mate. Dit verschijnsel verklaart waarom je nieuwe voedingsmiddelen verschillende keren moet aanbieden voor het kind ze wil eten.
Voedselneofobie lijkt al te ontstaan in het eerste levensjaar, zoals blijkt uit deze nieuwe studie gepubliceerd in het tijdschrift Appetite.
Lychee, nori en meidoorngelei
In dit longitudinale onderzoek lieten de onderzoekers 82 jonge kinderen van zes maanden oud drie nieuwe voedingsmiddelen proeven: groene bonen, hummus en cottage cheese. Ze gingen na welke voedingsmiddelen geweigerd werden.
Hetzelfde experiment werd herhaald op de leeftijd van twaalf maanden. Op de leeftijd van 4,5 jaar ondergingen de kinderen een nieuwe proef om de mate van neofobie te beoordelen. Ze kregen bij die gelegenheid drie nieuwe voedingsmiddelen voorgeschoteld: lychees, nori en meidoorngelei. De moeders moesten hun eigen mate van neofobie en die van hun kind beoordelen.
Een wisselwerking tussen moeder en kind
De neofobie bij kinderen van zes maanden oud en die van de moeder lijken met elkaar in verband te staan. Moeders met een hoge mate van neofobie schatten de mate van neofobie van hun kind hoog in, zelfs als het kind in werkelijkheid maar weinig voedsel weigerde.
Op twaalf maanden komt de mate waarin kinderen voedsel afwijzen, wel overeen met de schatting van de moeder (en dit ongeacht de mate van neofobie bij de moeder).
Het lijkt er dus op dat de mate van neofobie al kan worden voorspeld tijdens de vroege kindertijd, al verschillen de resultaten naargelang de leeftijd waarop de test wordt uitgevoerd.
Moding H.K., Stifter C.A., Appetite, Volume 97, 1 February 2016, Pages 72–78.