Water is leven, wordt wel eens gezegd. Maar hechten we wel voldoende belang aan hydratatie, vooral bij kinderen? De hydratatie komt relatief zelden voor, maar recente gegevens suggereren dat de hydratatie bij de meeste kinderen niet optimaal is.Water is de voornaamste bouwsteen van ons lichaam. Een tekort of gebrek aan water kan al snel negatieve effecten hebben. De gevaren van ernstige dehydratatie kennen we al langer, maar intussen zijn ook de subtielere effecten van gematigde dehydratatie in kaart gebracht, namelijk een aantasting van de lichamelijke en cognitieve prestaties, die al optreedt bij een dehydratatie van slechts 1 à 2%.
Alles wijst erop dat we, net zoals bij andere voedingsstoffen, actief moeten zorgen voor een optimale inname van water, zelfs al blijven duidelijke negatieve effecten uit. Voor water is de maatstaf daarvoor het hydratatieniveau.
Water in al zijn vormen
Water is de enige voedingsstof die tegelijk ook een voedingsmiddel is (of beter een drank), wat soms tot verwarring leidt op het gebied van voedingsbehoeften en -aanbevelingen. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) preciseert in haar referentiewaarden1 dat de vochtbehoefte kan worden vervuld met water (kraan- of fleswater), maar ook met andere dranken en voedingsmiddelen.
De toereikende inname is vastgelegd op 2 liter/dag voor vrouwen en 2,5 liter/dag voor mannen. De EFSA heeft ook de toereikende inname voor kinderen vastgelegd:
- van 4 tot 8 jaar: 1600 ml/dag
- van 9 tot 13 jaar (meisjes): 1900 ml/dag
- van 9 tot 13 jaar (jongens): 2100 ml/dag
- vanaf 14 jaar: idem als voor volwassenen
De aanbevelingen kunnen ook op een andere manier uitgedrukt worden, namelijk 1 ml water per kcal voor kinderen en volwassenen. Deze waarde stijgt tot 1,5 ml per kcal voor zuigelingen en senioren.
6 op de 10 kinderen zijn niet goed gehydrateerd
Kinderen zijn kwetsbaarder dan volwassenen, want hun behoeften zijn proportioneel gezien hoger omdat ze meer vocht afscheiden. In een publicatie over hydratatie bij kinderen stelden Bresson en Goudable vast dat in bijna alle gevoerde onderzoeken, zowel in Europa als daarbuiten, de vochtinname van kinderen lager ligt dan de aanbevelingen. Jammer genoeg steunden de meeste studies op de evaluatie van de consumptie en niet op de meting van de hydratatie.
Vandaar het belang van twee onderzoeken die de osmolaliteit van de urine onder de loep namen, die een goede indicator is voor de hydratatiegraad. Een urinaire osmolaliteit van 800 mOsm/kg werd beschouwd als de bovengrens voor een normale hydratatie (‘euhydratatie’).
De eerste studie werd in de Verenigde Staten gevoerd bij 548 kinderen van 9 tot 11 jaar. Hun urinaire osmolaliteit werd gemeten na het ontbijt, voordat ze naar school vertrokken. 63% van de kinderen vertoonde een urinaire osmolaliteit hoger dan 800 mOsm/kg. Een verhoogde urinaire osmolaliteit werd vaker gemeten bij kinderen die ’s ochtends geen water hadden gedronken.
Het tweede onderzoek werd in Frankrijk gevoerd bij 529 kinderen van 11 jaar. De resultaten waren vergelijkbaar: 62% van de scholieren vertoonde een urinaire osmolaliteit hoger dan 800 mOsm/kg4. In beide studies was de euhydratatie beter bij de meisjes dan bij de jongens.
De voordelen van water
Hoewel alle voedingsmiddelen en dranken bijdragen aan de vochtinname wordt water beschouwd als de meest – of zelfs de enige – essentiële drank. Dat komt eerder door de voedingswaarde van water (geen suikers, calorieën, cafeïne enz.) dan door goed gedocumenteerde gezondheidsvoordelen. Toch kunnen we ook enkele voordelen van water als drank aanhalen, zoals in de context van zwaarlijvigheid, die we maar al te goed kennen.
Bepaalde studies rapporteren bovendien dat een lagere waterconsumptie samenhangt met een hogere energieconsumptie. Optimaal gehydrateerde kinderen zijn zij die het meeste water drinken, een minder energierijk eetpatroon hebben en minder vetten consumeren.
We moeten ook benadrukken dat het vastgestelde verband tussen het socio-educatieve niveau en de prevalentie van overgewicht eveneens geldt voor de waterconsumptie. Een voorbeeld: kinderen in privéscholen drinken meer water dan kinderen in openbare scholen.
Een glas water om niet te verdikken?
Water is dus betrokken bij twee soorten problemen. Enerzijds is er de gebrekkige hydratatie, waarbij er voor water maar weinig argumenten zijn die qua hydraterend vermogen wijzen op een verschil met andere dranken (waaronder gesuikerde dranken).
Anderzijds is water verwikkeld in een verbeten strijd met gesuikerde dranken en is het niet evident om in het kader van de zwaarlijvigheidsproblematiek de precieze invloed te meten van een overmatige consumptie van zoete dranken enerzijds, en van een te lage waterconsumptie anderzijds. Hoe dan ook wordt aangeraden om water te verkiezen als drank ter preventie van overgewicht.
Dat blijkt trouwens ook uit een studie bij 8-jarige scholieren die al dan niet door hun leerkrachten aangespoord werden om water te drinken. Het risico op overgewicht daalde met 31% bij de kinderen die aangespoord werden om water te drinken, zelfs bij een stijging van hun waterconsumptie met slechts één glas per dag. Het moet wel gezegd dat de auteurs geen significante daling vaststelden van de consumptie van andere dranken, met inbegrip van gesuikerde dranken.
Kortom, nu de consumptie van gesuikerde dranken wordt ontmoedigd via verschillende maatregelen, zoals extra belastingen, duidt onderzoek erop dat mensen aansporen om water te drinken een maatregel is die meer aandacht verdient. Water drinken heeft namelijk een positieve invloed op de preventie van zwaarlijvigheid en op een betere hydratatie.