De glycemische index (GI) kent voor- en tegenstanders. Volgens het tijdschrift American Journal of Clinical Nutrition zou men de gezondheidswaarde van koolhydraatrijke voedingsmiddelen op basis van de GI, de glycemische lading, maar ook de voedingsvezels en de ‘intacte’ granen moeten bepalen.
De glycemische index (GI) geeft aan in welke mate de bloedsuikerspiegel stijgt na het eten van een voedingsmiddel dat 50 g koolhydraten bevat. In Europa wordt glucose hierbij als referentie gebruikt. Op basis van de GI kunnen we voedingsmiddelen met elkaar vergelijken en indelen naargelang ze de bloedsuikerspiegel snel, matig of traag doen stijgen. De GI vormt de basis van heel wat diëten die –indien men de voorkeur geeft aan voedingsmiddelen met een lage GI – het risico op heel wat ziektes zouden verlagen. Maar de GI kent ook zijn grenzen, want de combinatie van verschillende voedingsmiddelen geeft absoluut niet meer de GI van alle aparte componenten van een maaltijd (bv. als je melk bij cornflakes doet, krijgen die een lagere GI). Bovendien verandert de GI van een voedingsmiddel niet, ongeacht de geconsumeerde hoeveelheid. Nochtans is het effect op de gezondheid niet gelijk. Om die reden werd de glycemische lading (GL) in het leven geroepen. Deze baseert zich op de GI én de hoeveelheid koolhydraten van de portie.
Lees ook : Vezels zouden verouderende hersenen beschermen
De WGO keurt de glycemische index en de glycemische lading af
De GI bestaat al meer dan 40 jaar, maar de wetenschappelijke wereld is het er nooit unaniem over eens geweest. En na een gegevensstudie met meta-analyses tot in 2019 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) besloten dat de toename van de consumptie van een voedingsvezel (inderdaad, enkelvoud!) en volle granen mee mogen worden opgenomen in de aanbevelingen om het risico op chronische ziektes te verlagen, MAAR dat dit niet het geval is voor de GI of de GL (1). Onterecht, aldus de twee gerenommeerde voedingsdeskundigen David Jenkins (Universiteit van Toronto, grondlegger van de GI) en Walter Willett (Universiteit van Harvard). Daarom werpen ze in het tijdschrift American Journal of Clinical Nutrition hun licht op de actuele bewijzen die, in tegenstelling tot wat de Wereldgezondheidsorganisatie verklaard heeft, aantonen dat de GI en de GL wel degelijke bepalende factoren zijn voor het risico op chronische ziektes.
Lees ook : Een nieuwe score voor de kwaliteit van koolhydraten
Volle granen: het verschil tussen volkorenbloem en intacte graankorrel
De twee voedingsdeskundigen voegen hier terecht aan toe dat de WHO niet ‘dietary fiber’, maar ‘Dietary fibers’ zou moeten schrijven, aangezien er heel wat verschillende vezels bestaan, met verschillende fysiologische effecten. Bovendien zouden deze verschillende effecten huns inziens beter onderzocht moeten worden.
Ze formuleren eveneens een interessante aanbeveling om de term ‘volle granen’ te verduidelijken. Vandaag kan de term ‘volle granen’ gebruikt worden voor zowel een hele, intacte korrel als bloem. Ondanks dezelfde bestanddelen hebben beide vormen echter andere effecten op de glycemische index, en dus op de gezondheid, aldus de onderzoekers. Daarom stellen ze voor om een onderscheid te maken tussen ‘volle granen’ en ‘intacte granen’. En dat men de werkelijke gezondheidswaarde van koolhydraatrijke voedingsmiddelen op basis van de GI, de GL, de voedingsvezels én de volle granen (inclusief intacte granen) bepaalt.
Lees ook : Glycemische index belangrijk bij vermageren