Onderzoekers hebben het belangrijkste allergeen van koemelk geïdentificeerd, bèta-lactoglobuline, een specifiek eiwit dat de allergie kan veroorzaken. Maar wanneer het ijzerionen bevat, wordt het eiwit onschadelijk.
Koemelkallergie treft 2 tot 3% van de kinderen en wordt vaak verward met lactose-intolerantie. Het zijn echter twee totaal verschillende mechanismen, aldus de onderzoekers.
Personen met lactose-intolerantie zijn niet in staat om lactose te verteren, omdat hun lichaam een te kleine hoeveelheid van het enzym lactase aanmaakt. In het geval van koemelkallergie reageert het immuunsysteem heftig op de melkeiwitten met zijn IgE-antilichamen.
Bij melkallergie initieert het immuunsysteem de productie van Th2-lymfocyten die bijdragen aan de vorming van IgE-antilichamen, als reactie op de melkeiwitten. Deze allergische reactie kan leiden tot de zwelling van de mond en de slijmvliezen, diarree, jeuk en, in sommige gevallen, een allergische shock.
Bèta-lactoglobuline, dat behoort tot de familie van de lipocaline-eiwitten, is een van de meest voorkomende melkallergenen. Lipocalinemoleculen hebben holten, waarin ze ijzercomplexen kunnen vasthouden. Het ijzer bindt zich aan het eiwit door middel van ijzerchelatoren, de zogenaamde ‘sideroforen’.
De onderzoekers tonen aan dat de melkeiwitten zonder ijzer en zonder sideroforen bijdragen tot het activeren van de Th2-lymfocyten en dus indirect de productie stimuleren van IgE-antilichamen. De patiënt ontwikkelt op die manier een allergische reactie op melk.
Het idee zou er dan ook in bestaan om de melkeiwitten met ijzer te laden. Het blijft echter de vraag hoe we koeien kunnen kweken of hun melk veranderen om die lading met ijzer mogelijk te maken, vooral omdat alle zoogdieren lipocalines aanmaken…
F. Roth-Walter et al., PLOS ONE, 12/08/2014.