Uit een studie bij muizen blijkt dat intestinale micro-organismen een belangrijke rol spelen bij de stimulatie van de immuunrespons op het seizoensvaccin tegen griep, wat kan verklaren waarom niet iedereen hetzelfde reageert op het vaccin.
Griep veroorzaakt elk jaar wereldwijd miljoenen ernstige ziektegevallen en bijna een half miljoen sterfgevallen. Vaccinatie mag dan wel op grote schaal gebeuren, toch zien we grote verschillen qua doeltreffendheid in de wereld, waarbij het effect lager is in ontwikkelingslanden dan in industrielanden.
Bovendien loopt een significante groep mensen, vooral jongeren en ouderen, het risico toch besmet te raken, ook al zijn ze gevaccineerd. Bali Pulendran (Emory Vaccine Research Center) en zijn team toonden eerder al aan dat de respons in antilichamen op het seizoensvaccin tegen griep bij gezonde volwassenen afhangt van de expressie van de Toll-like receptor-5 (TLR5).
Aangezien dit gen codeert voor een oppervlaktecelreceptor die de bacteriële flagelline waarneemt, vroegen de auteurs zich af of darmmicroben misschien de immuunrespons kunnen beïnvloeden. Bijgevolg hebben ze die hypothese getoetst en gecontroleerd in een nieuwe studie die verscheen in het tijdschrift Immunity.
Bij muizen die genetisch gemodificeerd zijn om geen TLR5 meer te bezitten, is de respons in antilichamen op het griepvaccin significant lager dan bij normale muizen. Bovendien vertonen axenische dieren of dieren die antibiotica kregen een minder goede respons dan dieren die blootgesteld zijn aan bacteriën. Reden genoeg dus om de belangstelling voor de samenstelling van microbiota opnieuw aan te zwengelen om de doeltreffendheid van het vaccin te verhogen, wat overigens al werd gesuggereerd in onderzoek met bepaalde probiotica.