Volgens een nieuwe studie zitten artsen en ouderen niet op dezelfde golflengte als het om de behandeling van diabetes gaat. Hoe kunnen we de communicatie verbeteren, zodat patiënten de evolutie van de behandeling en de richtlijnen van hun arts beter begrijpen?
Praten arts en patiënt langs elkaar heen als het over diabetes gaat?
Bij het behandelen van diabetes moeten patiënten en artsen nauw samenwerken om de bloedsuikerspiegel onder controle te houden. Ze moeten op zoek naar een evenwicht tussen de voordelen, bijwerkingen en risico’s van de gekozen behandeling. De artsen baseren hun behandeling op medische richtlijnen. Toch lijken oudere patiënten eerder het tegenovergestelde te geloven dan wat deze richtlijnen voorschrijven. Waarom? Gaat het om een communicatieprobleem? Is de verstrekte informatie moeilijk te begrijpen of toe te passen voor ouderen? Of is ze in hun ogen weinig relevant?
De richtlijnen voor de behandeling van diabetes bij ouderen adviseren een mildere controle van de bloedsuikerspiegel, gezien de lagere levensverwachting. De richtlijnen houden ook rekening met het risico op complicaties en bijwerkingen. Ook de kosten van de medicijnen en de algemene gezondheidstoestand van de patiënt spelen een rol.
Daardoor gaan artsen lagere medicatiedosissen voorschrijven bij oudere patiënten die kampen met verschillende, niet-diabetesgerelateerde gezondheidsproblemen. Zo willen ze de risico’s van een agressieve behandeling vermijden.
Nu blijkt dat oudere patiënten echter van het tegendeel overtuigd zijn. Bovendien denken ze dat enkel de ongewenste bijwerkingen bepalen wanneer een behandeling met antidiabetica gestart of stopgezet moet worden. Kortom, ze zijn ervan overtuigd dat mensen die al lang met suikerziekte leven of die veel complicaties of gezondheidsproblemen hebben, een agressievere behandeling moeten krijgen met hogere medicatiedosissen of meerdere medicijnen. Er zijn dus duidelijk misverstanden. Het is dan ook niet eenvoudig om in zulke omstandigheden een goede therapietrouw te verzekeren.
Objectiveren voor een betere communicatie
Dr. Nancy Schoenborn trachtte het mysterie rond dit soort onenigheden ontrafelen. De gerontologe bij de faculteit Geneeskunde van de universiteit Johns Hopkins in Baltimore ondervroeg 818 diabetespatiënten van gemiddeld 74 jaar oud. De studie moest vaststellen welke factoren voor oudere patiënten bepalend zijn om met antidiabetica te starten of te stoppen. De resultaten tonen aan dat 46 tot 63 % van de patiënten het eens is met de richtlijnen om te beginnen met een medicijn. Daarentegen vindt slechts 8 tot 38 % de richtlijnen belangrijk op het moment dat de medicatie stopgezet moet worden. De studie slaagt er niet in te objectiveren in hoeverre patiënten de behandelingsrichtlijnen begrijpen en wat de gevolgen daarvan zijn op hun gezondheid. Ze toont echter wel aan dat sommige patiënten dreigen door te gaan met medicatie, ook wanneer die niet langer nodig is. Anderen nemen de medicijnen die ze wel nodig hebben dan weer niet in.
Conclusie
Het lijkt interessant om diepgaander onderzoek binnen het domein te verrichten. Dat moet meer inzicht bieden in de behoeften van patiënten, hun voorkeuren en de behandelingsperspectieven voor chronische aandoeningen zoals diabetes.
Meer leesvoer voor breder beeld: Diabetes: vroeg ontbijten is beter – Meer antioxidanten, minder kans op diabetes type 2 – Lichaamsbeweging zou diabetesrisico verminderen – Diabetes type 2: een koppelkwestie?