De enige behandeling voor coeliakie is een levenslang glutenvrij dieet. Ten minste, in het geval van echte coeliakie. Er zijn immers heel wat ‘valse coeliakiepatiënten’, die gluten onnodig uit hun dieet schrappen. Anderzijds worden veel ‘echte coeliakiepatiënten’ niet gediagnosticeerd, omdat de gebruikte tests niet toereikend zijn. Wij spraken met dokter Geneviève Jadoul, de voormalige voorzitster van de Belgische Coeliakievereniging.
Coeliakie treft in Europa ongeveer 1 op de 300 personen, en komt dubbel zo vaak voor bij vrouwen als bij mannen. Men schat dat de diagnose slechts in 10 % van de gevallen daadwerkelijk wordt gesteld.
Allergie of intolerantie?
Hoewel in de omgangstaal vaak de term ‘glutenallergie’ wordt gebruikt om coeliakie aan te duiden, is het geen allergie in medische zin. Bij een reactie tegen gluten worden immers IgA-antistoffen gevormd (anti-endomysium en antitransglutaminase), terwijl allergieën IgE-gemedieerd zijn.
Glutenallergie bestaat echter wel degelijk, en komt vooral voor bij bakkers, maar is eerder zeldzaam. Coeliakie is evenmin een intolerantie. Deze term leidt tot verwarring met een minder ernstige situatie dan echte coeliakie (namelijk met ‘valse coeliakie’), waarbij men wel gluten mag eten, maar in een kleinere hoeveelheid, zonder dat men gluten volledig uit zijn dieet moet schrappen. Echte coeliakie is een glutengevoelige enteropathie.
Juiste en foute diagnose
De diagnose van coeliakie vereist een bloedtest die de concentratie van specifieke antistoffen (IgA-antitransglutaminase) meet. Als de test positief is, moet de ziekte worden bevestigd met een biopsie van de nuchtere darm. Deze bloedonderzoeken worden terugbetaald door het RIZIV. Indien coeliakie wordt gediagnosticeerd, heeft de patiënt recht op een tegemoetkoming in de kosten voor glutenvrije voeding (38 euro/maand).
Bij sommige professionals (met name natuurgenezers, homeopaten, voedingsdeskundigen enz.) bestaat er een tendens om, soms geheel te goeder trouw, een ‘diagnose’ van ‘pseudoallergieën’ en/of ‘voedselintoleranties’ te stellen op basis van de IgG-dosering in de voeding. Deze diagnose heeft geen enkele waarde om het bestaan van coeliakie aan te tonen en is een bedrieglijke praktijk. Daar komt nog eens bij dat deze tests duur zijn – meer dan zes euro per getest voedingsmiddel, met soms meer dan dertig geteste voedingsmiddelen – en niet door het RIZIV worden vergoed.
Glutenpositieve IgG’s betekenen niet dat men lijdt aan coeliakie en glutennegatieve IgG’s kunnen de ziekte niet uitsluiten.
Streng dieet of niet?
Als coeliakie aangetoond wordt, bestaat de enige behandeling uit het volledig weren van gluten uit de voeding, en dit levenslang. Als men daarvan afwijkt, verschillen de gevolgen van persoon tot persoon. Sommigen hebben in de uren na de gluteninname last van kolieken en diarree, anderen ervaren geen symptomen. Dat is echter net het probleem, want zelfs als er geen symptomen zijn, zal het eten van gluten het slijmvlies verder beschadigen.
De situatie is anders bij het prikkelbaredarmsyndroom, wanneer coeliakie niet is aangetoond. In dat geval wordt gluten mogelijk niet goed verdragen en volstaat het om de consumptie van gluten te beperken, zonder het volledig uit het dieet te schrappen.
De betrokken voedingsmiddelen
Gluten, en dan vooral gliadine, ligt aan de basis van coeliakie en activeert de lymfocyten, de productie van cytokinen en autoantilichamen, die het darmslijmvlies beschadigen. Toch zijn er nog andere prolamines betrokken, die ook uit het dieet moeten worden geschrapt, zoals hordeïne in gerst en secaline in rogge.
Vooral koren (of tarwe), rogge, gerst en spelt moeten dus volledig worden vermeden, net als de voedingsmiddelen die deze granen bevatten, zelfs in zeer kleine hoeveelheden. Haver is een geval apart. Het bevat geen gluten, maar kan door besmetting problemen veroorzaken (er groeien vaak korenaren in een veld haver).
Een glutenvrij dieet volgen is niet gemakkelijk, aangezien zowel granen als hun derivaten alomtegenwoordig zijn in de voedselketen. Hoewel bepaalde afgeleide producten van granen, zoals maltodextrinen of zetmeel, geen probleem vormen, zijn er veel potentiële valkuilen waaraan de patiënt niet altijd denkt.
Een glutenvrij dieet volgen is niet gemakkelijk, aangezien granen en hun derivaten alomtegenwoordig zijn in de voedselketen.
Denk maar aan bepaalde diepvriesfrieten, die bedekt kunnen zijn met een laagje tarwemeel of paneermeel, alle gefrituurde voedingsmiddelen in restaurants, doordat het frituurvet mogelijk gecontamineerd is met voeding die gluten bevat, bier of bepaalde kazen.
Glutenvrije producten
Er zijn veel glutenvrije producten ontwikkeld, om een zekere diversiteit mogelijk te maken in het dieet van de coeliakiepatiënt. Sinds 1 januari 2012 voorziet de regelgeving twee vermeldingen voor het glutengehalte: ‘glutenvrij’, wanneer de producten minder dan 20 ppm gluten bevatten, en ‘met zeer laag glutengehalte’, wanneer ze minder dan 100 ppm gluten bevatten. Dit onderscheid is in de praktijk van weinig belang, zegt dokter Jadoul. Glutengehaltes tot 200 ppm zijn immers ongevaarlijk voor de patiënten.
Toch is de informatie op de etiketten soms op zijn minst paradoxaal te noemen. Op sommige staat het symbool met de doorgestreepte korenaar, wat betekent dat ze geen gluten bevatten, maar wordt toch vermeld dat ze gemaakt zijn in een productieruimte waar tarwe wordt verwerkt! Een glutenvrij dieet is dus allesbehalve vanzelfsprekend en vereist de hulp van een diëtist.
FIA 17 – December 2012