Er is een groeiende belangstelling voor de miljarden micro-organismen die in het darmkanaal leven en de darmmicrobiota vormen. De microbiota wordt voortaan als een volwaardig orgaan beschouwd, dat vanaf de prilste leeftijd wordt gevormd door zijn omgeving. De specialisten die ter gelegenheid van de eerste World S ummit Gut M icrobiota for Health* bijeenkwamen, geven een stand van zaken over deze nieuwe gezondheidsfactor.
De begin twintigste eeuw door Metchnikoff geopperde hypothese over de nauwe band tussen de darmmicrobiota, probiotica en gezondheid wint aan kracht door de groeiende en steeds meer overtuigende onderzoeksresultaten. De Europese vereniging voor neurogastro-enterologie en motiliteit richtte zelfs een nieuwe sectie op, ‘Darmmicrobiota & gezondheid’, die onlangs de eerste World Summit Gut Microbiota for Health* organiseerde.
De ‘big bang’ van de geboorte
Met een ‘bewoonbaar oppervlak’ van meer dan 100 m² is het spijsverteringskanaal een ideale habitat voor de microbiële bevolking van het menselijke lichaam1. Prof. Olivier Goulet (voorzitter van het departement Pediatrische gastro- enterologie, hepatologie en voeding van het Hôpital Necker-Enfants Malades, Parijs) bestudeert de manier waarop dit inwendige leven bij de geboorte ontstaat. De implementatie van de microbiota is afhankelijk van verscheidene factoren, te beginnen met de weg waarlangs het kind ter wereld komt: de normale kolonisatie na een vaginale geboorte is te verkiezen boven een bevalling met een keizersnede. Borstvoeding is ook gunstig, hoewel ze niet alle verschillen goed maakt die ontstaan als gevolg van de geboortewijze. De vaginale geboorte en borstvoeding bevorderen een microbiota die rijk is aan bifidobacteriën. Deze eigenschap wordt in verband gebracht met minder kwalen tijdens de zes eerste levensmaanden en lijkt het latere risico op obesitas te verminderen. Vroeggeboorte en het gebruik van antibiotica zijn ook factoren die met een minder gezonde microbiota worden geassocieerd.
Het topje van de ijsberg
Er zijn meer dan duizend soorten bacteriën in het spijsverteringskanaal. De meeste bacteriën van deze microbiota zijn echter nog niet geïdentificeerd, want de stammen die men met coprocultuur kan kweken vertegenwoordigen slechts het topje van de ijsberg. Het aandeel niet-kweekbare soorten neemt toe met de leeftijd: het bedraagt 5% bij premature baby’s, 30% bij kinderen, 80% bij volwassenen en 85% bij bejaarden. Dankzij de moleculaire biologie kunnen we nog een stapje verder gaan in de identificatie, maar voor Prof. Goulet is het avontuur nog maar pas begonnen!
Zeg niet meer ‘flora’
Zeg niet langer ‘darmflora’ of ‘microflora’ om de microorganismen aan te duiden die het spijsverteringskanaal bewonen, maar ‘darmmicrobiota’. De term ‘flora’ wordt niet meer gebruikt, omdat hij ten onrechte doet veronderstellen dat de micro-organismen verwant zijn met of zelfs deel uitmaken van het plantenrijk. Het ‘microbioom’ verwijst dan weer naar de specifieke omgeving van de microbiota (temperatuur, pH, het gehalte aan verschillende stoffen) en bevat dus talrijke stoffen, bacteriële genen, eiwitten en bacteriële metabolieten. Ook het microbioom moet in beschouwing worden genomen wegens zijn interacties met de gastheer.
De microbiota voeden
Dr Francisco Guarner (Digestive System Research Unit, University Hospital Vall d’Hebron in Barcelona) legt uit dat de meeste bacteriën die in de dikke darm leven, zich voeden met onverteerbare resten, vooral van koolhydraten en eiwitten. Hoewel de microbiota een zekere stabiliteit vertoont, kent ze tijdelijke variaties, die beïnvloed worden door de voeding, medicatie, de fysieke omgeving (zoals reizen) enz. Sinds de recente ontdekking van de enterotypen (een soort van microbiële afdruk), die elk individu kenmerken en waarvan we momenteel drie profielen onderscheiden (Prevotella, Bacteroïden, Enterococus), worden de factoren die ze zouden kunnen beïnvloeden van nabij gevolgd. Zo toonden Wu et al. in 2011 een nauw verband aan tussen de voedingskenmerken op lange termijn en de enterotypen. Een voeding die rijk is aan eiwitten en dierlijke vetten wordt in verband gebracht met een grotere aanwezigheid van Bacteroïden, terwijl een koolhydraatrijk dieet geassocieerd wordt met een hoger aantal Prevotella2. Een verandering van de voedingsgewoonten leidt binnen de tien dagen tot een verandering van het microbioom. Een andere studie toonde aan dat de consumptie van met probiotica verrijkte gefermenteerde melk het afbraakproces van polysacchariden kan wijzigen, wat in verschillende situaties mogelijk een gunstig effect heeft. De voeding is dus de belangrijkste oorzaak van de veranderlijkheid van de microbiota en Guarner benadrukt dat “we onze microbiota voeden!”
Een verstoord evenwicht
Het wordt steeds duidelijker dat hoe diverser de microbiota, wat tot uiting komt in het grote aantal genen (er zijn ongeveer 600.000 genen in de microbiota), hoe stabieler en beter ze is. Omgekeerd wordt de verstoring van het evenwicht van de microbiota of dysbiose in verband gebracht met allerlei ziekten, zoals het prikkelbaredarmsyndroom (PDS), maar ook het metabool syndroom en zelfs obesitas. Ontstekingsverschijnselen lijken bij dit alles de gemeenschappelijke factor te zijn. Prof. Jan Tack (faculteit geneeskunde, KH Leuven) legt uit dat obesitas zowel bij dieren als mensen met meer Firmicuten en minder Bacteroïden wordt geassocieerd. De transplantatie van de microbiota van een obese naar een slanke muis kan die laatste dik doen worden! Bij obese proefpersonen op dieet zien we veranderingen in de microbiota, die steeds meer op de microbiota van slankere proefpersonen begint te lijken. Deze waarnemingen lijken niet afhankelijk te zijn van het type dieet, aangezien we ze zowel bij vetarme als koolhydraatarme diëten observeren. Er lijkt een (omgekeerde) correlatie te bestaan tussen de Bacteroïden en het BMI. Zwaarlijvige personen zouden een microbiota hebben met een groter vermogen om energie uit onverteerbare resten op te nemen, wat de vetopslag bevordert. Bij kinderen lijkt de grote aanwezigheid van bifidobacteriën ook een indicator te zijn, aldus Jan Tack. Op basis van op zes en twaalf maanden uitgevoerde analyses bij kinderen die tot zeven jaar werden gevolgd, observeren we bijvoorbeeld minder bifidobacteriën bij kinderen die zwaarlijvig worden. De aard van de microbiota blijkt dus een nieuwe speler te zijn in de factoren die bijdragen aan de energieregeling, die meestal kan worden beschouwd als een eenvoudige formule met aan de ene kant de energie-inbreng en aan de andere kant het verbruik door de lichamelijke activiteit. Hoewel er nog geen antwoord is op de vraag of de storingen van de microbiota aan de oorsprong liggen of het gevolg zijn van diverse ziekten, waaronder obesitas, openen de nieuwste ontdekkingen alleen maar meer pistes en creëren ze de contouren van een nieuwe preventieve en therapeutische benadering, waarin de beïnvloeding van dit ecosysteem door de voeding, vooral dan met behulp van probiotica, zou kunnen bijdragen aan het oplossen van een groot aantal problemen. Voor Prof. Goulet is “de microbiota een bondgenoot, een orgaan dat evenveel aandacht verdient als ons hart!”