De afname van de bacteriële diversiteit in de darmen houdt verband met het risico op dikkedarmkanker, zo onthulde een genetische analyse gepubliceerd in het tijdschrift van het Amerikaanse National Cancer Institute. De onderzoekers identificeerden verschillen in de bacterieniveaus die een sleutelrol spelen bij ontstekingen en in de carcinogenese, en op die manier een mogelijke piste vormen bij de bestrijding van deze kanker.
Eerdere studies suggereerden al dat de darmflora een rol zou spelen bij dikkedarmkanker, maar de analyse werd bemoeilijkt door de vervlechting van genetische factoren en levenswijzefactoren (zoals voeding en beweging), die eveneens een invloed hebben op de microbiota van de darmen.
In deze studie van de New York University werden de fecale stalen van 47 patiënten met dikkedarmkanker vergeleken met de stalen van 94 controlepersonen. Via een DNA-analyse werden de structuur en de genetische verschillen tussen hun microbiota onderzocht. Er werd ook rekening gehouden met mogelijke verstorende variabelen, zoals leeftijd, geslacht, BMI, ras en tabaksgebruik.
De analyse bevestigde dat er een verband bestaat tussen de verminderde bacteriële diversiteit in de darmen en een verhoogd risico op dikkedarmkanker. Het risico blijkt vooral samen te hangen met de hoge of lage concentratie van bepaalde sleutelbacteriën in de fecale stalen.
Zo vertoonden de deelnemers met dikkedarmkanker een verminderd niveau van Clostridia-bacteriën, die bijdragen tot de vergisting van de voedingsvezels en die butyraat produceren, een belangrijke metaboliet die in staat is de ontsteking en de carcinogenese in de dikke darm te remmen. Bij de patiënten werd ten opzichte van de controlepersonen ook een verhoogd niveau van de bacteriën Fusobacterium en Porphyromonas waargenomen, bacteriën die gekoppeld worden aan ontstekingen in de mond en het maag-darmkanaal.
Deze resultaten zouden onmiddellijke praktische gevolgen kunnen hebben in de preventie van dikkedarmkanker, door de darmflora in evenwicht te brengen.