In tegenstelling tot wat kan worden opgemaakt uit de media, hebben restrictieve diëten en vasten geen enkel nut bij de preventie of behandeling van kanker.
Het NACRe-netwerk (Réseau National Alimentation Cancer Recherche) van het INCa (Institut National du Cancer) heeft meer dan 500 artikelen en een zestigtal boeken over de impact van vasten en beperkende diëten op kankers geanalyseerd.
Verschillende vormen van vasten en restrictieve diëten onder de loep
De wetenschappers onderzochten het volgende:
- Vasten, al dan niet intermitterend, met een volledige stop van de voedselinname zonder waterbeperking, voor een variabele duur, herhaaldelijk of niet.
- Totale energiebeperking in vergelijking met gebruikelijke of aanbevolen innames, zonder waterbeperking of beperking van micronutriënten.
- Eiwitbeperking (minder dan 10% van de totale energie-inname) zonder vermindering van de totale calorie-inname.
- Koolhydraatbeperking (minder dan 10% van de totale energie-inname) met beperking van de totale calorie-inname.
- Ketogeen dieet (koolhydraatbeperking zonder beperking van calorieën). Het aandeel van lipiden wordt dus sterk verhoogd, waardoor het lichaam zijn energie ontleent aan de afbraak van vetten met productie van ketonlichamen.
Wanneer het irrationele zich meester maakt van de kanker
Uit deze compilatie blijkt dat studies bij de mens weinig talrijk en van slechte kwaliteit zijn (klein steekproeven, zonder controlegroep of randomisatie). Het merendeel van de resultaten komt dus voort uit de extrapolatie van experimentele studies met dieren. De experts concluderen dat noch vasten noch beperkende diëten een primaire kankerpreventie bieden. Ze hebben evenmin een positief effect tijdens de ziekte (in termen van genezing of optimalisatie van het effect van behandelingen).
Deze typen diëten of vasten kunnen echter ondervoeding en sarcopenie verergeren, en zo de prognose negatief beïnvloeden.
Patiënten vestigen hun hoop vaak op aanvullende geneeswijzen. Een dergelijk eetpatroon is een sociaal feit dat niet mag worden genegeerd. Integendeel, zorgverleners moeten patiënten de mogelijkheid bieden om erover te praten, hun de risico’s duidelijk maken en hen begeleiden en zorgen voor een nog regelmatigere voedingsmonitoring als ze deze weg toch willen inslaan.