Een Fins onderzoek voert een diepgaande analyse over de verschillen in voedselinname en nutritionele status van veganisten in vergelijking met niet-vegetariërs, en duidt de voornaamste tekorten aan.
Sommigen doen het uit ideologie, anderen eerder om gezondheidsredenen, maar in veel Europese landen kennen vegetarisme en veganisme een opmars. Finse onderzoekers analyseerden de voedselinname en het bloed van 22 veganisten en 19 niet-vegetariërs, rekening houdend met leeftijd en geslacht. De resultaten werden gepubliceerd in het tijdschrift PLoS ONE.
Heel wat tekorten
Uit de studie blijkt dat de serumconcentratie aan vitamine B12 bij veganisten lager ligt, maar toch binnen de toegestane grenzen blijft, dankzij de inname van B12-supplementen (voor 91% van de veganisten). De serumconcentratie aan vitamine D is echter bij 24% van de veganisten te laag, tegenover 6% in de controlegroep. De veganisten hebben ook lagere concentraties bètacaroteen, selenium, jodium en langeketenomega 3-vetzuren (EPA en DHA).
Koolzaad, soja en rogge
Het vetzuurgehalte bij veganisten is echter gunstig: hun bloed bevat meer polyonverzadigde en minder verzadigde vetzuren, en ook van bepaalde polyfenolen werd een hogere concentratie vastgesteld. Dit heeft te maken met een hogere inname van koolzaadolie en ‑margarine en van soja- en roggeproducten. Verrassend genoeg consumeerden de veganisten minder fruit, bessen, noten en wortelgewassen dan de niet-vegetariërs, waarschijnlijk omdat die laatsten er een uitzonderlijk evenwichtig dieet op nahielden.
Uiteraard kunnen deze resultaten niet veralgemeend worden voor alle veganisten/vegetariërs.