Wat is de aanbevolen maximale dosering voor een voedingssupplement? De Hoge Gezondheidsraad beveelt een limiet aan op basis van nut, en niet op basis van veiligheid zoals de Europese wetgeving momenteel voorschrijft.
De Hoge Gezondheidsraad (HGR) wijst erop dat verscheidene voedingssupplementen, die momenteel toegelaten zijn op de Belgische markt, een toegelaten hoeveelheid nutriënten bevatten die ruim boven de nutritionele behoefte ligt. De HGR waarschuwt voor de effecten van overconsumptie, die wordt aangemoedigd door reclame en de vrije verkrijgbaarheid van dergelijke producten.
Op vraag van de wetgever had de HGR recent de maximaal toegelaten hoeveelheden herzien, waarbij rekening werd gehouden met de werkelijke nutritionele behoefte van verschillende bevolkingsgroepen, de verwachte effecten en de hoeveelheden die nuttig zijn om toe te dienen. Tijdens een recente revisie van de reglementering heeft de wetgever echter gekozen voor een veilige bovengrens (een hoeveelheid zonder enig risico op toxiciteit), om te voldoen aan de Europese wetgeving.
Bepaalde supplementen hebben een te hoge dosering
Dat verschil in benadering tussen een limiet op basis van toxiciteit die geldt op reglementair niveau, en een limiet op basis van nut, die de HGR aanbeveelt, kan leiden tot bizarre situaties uit nutritioneel standpunt:
- De jodiumstatus is de laatste jaren duidelijk verbeterd, voornamelijk door de jodering van bakkerszout. De toegelaten limiet ligt op 225 µg/dag, hoewel de HGR schat dat meer dan 100 µg/dag bij sommige personen schildklierproblemen kan veroorzaken.
- IJzer: de hoge toegelaten dosis van 45 mg/dag is enkel geschikt in erkende pathologische situaties en sluit volgens de HGR (die een maximum van 15 mg/dag aanbeveelt) meer aan bij echte geneesmiddelen dan bij voedingssupplementen.
- Vitamine C: hoewel ze onschadelijk zijn, ziet de HGR geen reden om hoeveelheden toe te staan boven de geschatte nutritionele behoefte van 110 mg/dag. De HGR raadt aan de bovengrens van 500 mg/dag niet te overschrijden, terwijl de wetgever tot 1000 mg/dag toelaat.
- Chroom: dit element is zelfs geschrapt uit de lijst van essentiële nutriënten, omdat er geen biologisch nut geconstateerd kon worden. Volgens de HGR kan de aanwezigheid van de toegelaten hoeveelheid (187,5 mg/dag, tegenover de aanbevolen 50 µg/dag voor de HGR) de bevolking misleiden wat betreft de vermeende doeltreffendheid voor de suiker- en vetregulatie, die geen wetenschappelijke basis heeft.
Aanbevelingen goed lezen
Rekening houdend met deze situatie raadt de HGR aan om de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden aandachtig na te gaan en, als de concentratie in bepaalde supplementen te hoog blijkt, over te schakelen op supplementen die correcter gedoseerd zijn, of de innames meer te spreiden. De Raad roept fabrikanten op om producten op de markt te brengen zonder de aanbevolen hoeveelheden te overschrijden, aangezien een grotere dosis geen enkele meerwaarde biedt.
De Raad moedigt ook discussies op Europees niveau aan, om zo beter rekening te houden met de werkelijke behoefte van de bevolking, en om zich niet meer enkel te baseren op de afwezigheid van toxiciteit als enige richtlijn voor wetten en normen.
Il est navrant de constater une fois de plus cette différence entre les recommandations européennes et celle du conseil supérieur de la santé! Pourquoi serait-il acceptable dans un pays un dosage A et en Belgique un dosage B? Vu la libre circulation des produits en Europe comment justifier ces différences? Je ne parle même pas des difficultés que cela occasionne en terme de production, car cela implique des lots spécifiques pour la Belgique!
Un citoyen belge commande son produit via internet sur un site Français et il reçoit une autre formule que son produit habituel belge… En fait cela augmente le risque du consommateur en lieu et place de le diminuer.
On parle ici de compléments alimentaires, il n’y donc aux dosages recommandés pas de risque de santé publique, à l’exception de catégories de consommateurs qui auraient des contre-indications.
C’est en effet navrant de voir des disparités pour les limites maximales dans les compléments alimentaires et je comprends que cela pose des problèmes pour leur commercialisation et la compréhension des citoyens. L’harmonisation européenne est nécessaire, tant pour les producteurs que les consommateurs. Ceci dit, le travail du CSS est intéressant dans la mesure où il cherche à fournir des repères qui ne sont pas basés sur la seule sécurité d’utilisation, mais sur leur utilité, et la limite au-delà ce n’a plus d’utilité, sans pour autant remettre en cause la sécurité. Le but d’un complément alimentaire ne devrait-il pas être de servir utilement, plutôt que d’assurer l’absence d’effets néfastes ? Idéalement l’UE ne devrait-elle pas chercher à harmoniser dans ce sens?